Een goede keus, zei de man, tegen de meneer achter hem in de
rij. Hij stond met zijn oudste zoon in
de kringloopwinkel iets af te rekenen en de meneer achter hem had een elpee van
David Bowie in zijn handen. Heroes, om precies te zijn. En dat had de man een
goede keus genoemd. Omdat hij nou eenmaal graag een praatje maakte als dat even
zo uitkwam, en omdat hij vroeger nogal een Bowiefan was geweest. In zijn eigen
platenkast stond een aardig rijtje, bij de B, waaronder ook Heroes, inderdaad.
Een goede keus, de meneer dacht het ook wel, voor die ene euro.
Toen bedacht de man dat het eigenlijk vooral kant één was die hij goed vond van Heroes. Dat er op kant twee voornamelijk nogal deprimerende, intellectueel bedoelde elektronische drensmuziek stond die hij vroeger als Bowiefan natuurlijk goed moest vinden van zichzelf maar die hij nu, als hij al eens platen draaide, liever maar oversloeg. Dus dat zei hij dan ook maar tegen de meneer. Dat kant twee wel wat moeilijker was, om naar te luisteren. De man wilde geen teleurstelling op zijn geweten hebben. Maar de meneer wist het al, zei hij.
Eenmaal buiten waren ze teveel in gesprek geraakt om meteen weer weg te fietsen en keuvelden ze nog even door. Zijn oudste zoon stond het gelaten aan te horen, zo ging dat nou eenmaal, wist hij. Over David Bowie en Heroes ging het, en Low, de Berlin Years. Over de nostalgische romantiek van de elpeeverzameling, die nooit weg mocht, en stiekem nog altijd bleef groeien met voornamelijk oude meuk. Over muziek in het algemeen en The Beatles in het bijzonder, die de meneer toch nog altijd de grootste vond. Waarvan de man dan maar niet zei dat hij dat een wat behoudende opvatting vond, want waarom zou hij de stemming bederven. Al maakte hij er wel wat grappen over, waar de meneer dan wel weer om kon lachen.
Toen het praatje eindelijk klaar was, ging hij met zijn zoon maar weer eens op huis aan.
Goh, vatte die zijn bevindingen samen, jullie moeten vrienden worden.
Toen bedacht de man dat het eigenlijk vooral kant één was die hij goed vond van Heroes. Dat er op kant twee voornamelijk nogal deprimerende, intellectueel bedoelde elektronische drensmuziek stond die hij vroeger als Bowiefan natuurlijk goed moest vinden van zichzelf maar die hij nu, als hij al eens platen draaide, liever maar oversloeg. Dus dat zei hij dan ook maar tegen de meneer. Dat kant twee wel wat moeilijker was, om naar te luisteren. De man wilde geen teleurstelling op zijn geweten hebben. Maar de meneer wist het al, zei hij.
Eenmaal buiten waren ze teveel in gesprek geraakt om meteen weer weg te fietsen en keuvelden ze nog even door. Zijn oudste zoon stond het gelaten aan te horen, zo ging dat nou eenmaal, wist hij. Over David Bowie en Heroes ging het, en Low, de Berlin Years. Over de nostalgische romantiek van de elpeeverzameling, die nooit weg mocht, en stiekem nog altijd bleef groeien met voornamelijk oude meuk. Over muziek in het algemeen en The Beatles in het bijzonder, die de meneer toch nog altijd de grootste vond. Waarvan de man dan maar niet zei dat hij dat een wat behoudende opvatting vond, want waarom zou hij de stemming bederven. Al maakte hij er wel wat grappen over, waar de meneer dan wel weer om kon lachen.
Toen het praatje eindelijk klaar was, ging hij met zijn zoon maar weer eens op huis aan.
Goh, vatte die zijn bevindingen samen, jullie moeten vrienden worden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten