Pagina's

dinsdag 15 december 2015

Het zwanenmeer



















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zo maar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien.

woensdag 9 december 2015

Van billen en blaren

Alsof zijn verbouwing nog niet eeuwigdurend genoeg was, was er van de week ook nog eens een ruit uit zijn sponning gestormd. Met een knal en een vloek was het raam uit zijn hand gewaaid. Honderdduizend scherven. Vette pech. En extra werk dus. Hij zat er niet op te wachten, maar goed, het moest wel gebeuren natuurlijk. Tijdelijk zeiltje ervoor, honderdduizend scherven verzamelen in een doos, van overal en nergens, vegen, stofzuigen, waarschuwen voor blote voeten. Raam eruit, schragen uitklappen, laatste brokstukken uit de sponning wrikken en trekken, voorzichtig voor zijn handen, glaslatten stopverfzooi wegbikken, de sponning schoon en dan een nieuwe ruit erin.
Bah.
De man had een hekel aan glas. Gevaarlijk eigenwijs, weerbarstig materiaal waar hij niks mee kon. Al was het handig dat je er doorheen kon kijken natuurlijk. Dat wel.
Voordat hij een nieuwe ruit bestelde, bij het plaatselijk schildersbedrijf, mat hij de lege sponning nauwkeurig op. En omdat meten bij hem nou niet per se altijd weten was, mat hij de lege sponning voor de zekerheid nog zeker twee keer extra op. En extra nauwkeurig. Het zou bepaald niet de eerste keer zijn, in zijn jarenlange kluscarrière, dat er iets te lang of te kort of te groot of te klein was. Eerder was hij verbaasd wanneer het een doodenkele keer eens wél in één keer klopte.
Na drie keer meten met telkens hetzelfde resultaat durfde hij het aan de bestelling door te geven. 104,5 x 56,5. Dat moest het zijn. Met potlood had hij het op de muur geschreven, die was toch nog niet af.
Toen hij de ambachtelijk door de vakman gesneden ruit vanochtend in de sponning wilde leggen, paste dat niet. Dat scheelde een paar strepen, om met zijn klussende buurman te spreken, die zo’n vakterm achteloos op zak had.
Verdorie. Echt verbaasd was de man dus eerlijk gezegd niet, maar hij had wel een beetje de smoor in. Om niet te zeggen behoorlijk. Wat was dat toch met hem, foeterde hij op zichzelf. Was het nou zó moeilijk om iets fatsoenlijk te meten? Drié keer, nota bene, en nóg was het fout. Wat wás hij voor klusser? Hij kon het beter aan de buurman overlaten, dat was duidelijk.
Met lange tanden zette de man zich aan de oneervolle en zeer bewerkelijke taak om dan in vredesnaam de sponning maar een beetje uit te beitelen, want een nieuwe ruit ging hij er niet voor aanschaffen. Wie zijn billen brandde moest op de blaren zitten, het was zijn eigen schuld. Zo was het nou eenmaal.
Hoe het kwam wist hij eigenlijk niet meer, maar toen de sponning een halve ochtend later eindelijk paste, kwam de man op het idee de ruit eens na te meten. Die dus 105 x 56,8 was. Dat scheelde een paar strepen, kijkt u maar even terug. De strepen namelijk die hij net met veel moeite, mokkend en mopperend uit zijn sponning had staan hakken.
Godgloeiende! Zat hij hier een beetje op andermans blaren te zitten!
Goed, hij wist nu dan in elk geval wel dat hij dus niet de enige sukkel was die niet kon meten.
Maar een opluchting was dat niet.

dinsdag 8 december 2015

Don't keep me hangin' on


















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zo maar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien.

zondag 6 december 2015

De benen van de bruid




R
uim anderhalf miljoen bezoekers trekt de Zaanse Schans, gemiddeld, per jaar, de laatste jaren. Anderhalf miljoen toeristen die van over de hele wereld eens een kijkje komen nemen in het Nederland van weleer. Het romantisch reservaat voor het Hollandsch ideaalbeeld waar zo naar terug wordt verlangd, deze bange dagen. Nu zullen ze niet alle anderhalf miljoen met de trein komen, zoals ik vandaag, maar die het wel doen krijgen op NS station Koog Zaandijk toch een merkwaardige eerste indruk. Wat een haveloze treurnis! Wat een vervuilde, verwaarloosde en afgekloven bende. Toeristen schijnen over het algemeen geen bijzonder accuraat idee te hebben van waar Nederland nou precies ligt, eenmaal uitgestapt op Koog Zaandijk zullen de meesten er stellig van overtuigd zijn dat het ergens in de diepste krochten van Oost Europa moet zijn. Eind zeventiger jaren bovendien. Zelfs ikzelf ga even twijfelen. Ik maak me snel uit de voeten. Gelukkig is het mooi weer. Aan de overkant van de Zaan ligt Zaanse Schans opgepoetst te glimmen in de zon, daar ligt het niet aan.
Hoewel Zaanse Schans weldegelijk door echte mensen echt wordt bewoond, bestaat het eigenlijk niet. Tenminste.. het is niet het authentieke Zaanse dorp dat de tand des tijds dapper heeft weerstaan, al die eeuwen, waar je het ook voor zou kunnen houden, als je niet beter wist. In werkelijkheid is het een openluchtmuseum. In 1961 is men begonnen oude houten Zaanse huisjes en schuren en molens, waarvoor elders vanwege de oprukkende moderne tijd geen ruimte meer was, naar deze plek aan de overkant van de Zaan te verplaatsen. Om ze te behouden voor de toekomst.
Wat mensen beweegt er te willen wonen is mij onduidelijk, het moet vreselijk zijn. Ook vandaag, een onbijzondere doordeweekse dag buiten welk seizoen dan ook, wemelt het van de toeristen. Voornamelijk Japanners. Veel bleke, onpraktisch uitgedoste meisjes die het Holland van vroeger uitsluitend via de selfiestick bekijken, zichzelf prominent op de voorgrond, met modieuze gezichtsuitdrukkinkjes. Een authentiek ogende man staat zijn voordeur te schilderen, drie Japanse meisjes hangen schaamteloos over het hek in de hortensia’s, om zichzelf te fotograferen met dit rustieke tafereel in de linkerbovenhoek. De man doopt zijn kwast nog maar eens onverstoorbaar in de verf. Het lijkt of ieder die hier rondloopt de wereld vooral via het schermpje waarneemt. Zelf heb ik ook een camera op zak, maar al zou ik dus allesbehalve uit de toon vallen, ik voel vreemd genoeg teveel schroom om foto’s te maken.



Een paar honderd meter verder houdt het op. Daar staan geen molens meer, geen houten huisjes en toeristenwinkeltjes. Daar rest alleen het landschap. Woest en ledig. Met aan de overkant van de Zaan de industrie. Glimmende silo’s, leidingen en schoorstenen met hier en daar nog een stukje uit rood baksteen gemetseld verleden. Absoluut hoogtepunt wat dat betreft is zeepziederij De Adelaar. Voor de toerist is het te ver, ik vind het een adembenemend uitzicht, al zie ik het niet voor het eerst. Ik loop vandaag een rondje Trekvogelpad, van Zaanse Schans naar Zaanse Schans, omdat de bedenkers van dit pad hier twee mogelijkheden bieden, en ik niet kan kiezen. Ik wil ze allebei. Vandaar een rondje, waarvan een klein stukje dus voor de tweede keer. Niet het minste stukje.
In noordelijke richting loop ik door Bartelsluis onder Wormer door, langs de ringvaart om de Enge Wormer, een droogmakerij uit 1638, met aan de andere kant de Wijde Wormer, die rond 1626 uit zichzelf droogviel. Het verschil is goed te zien. Rechts is het maaiveld twee meter lager, liggen smalle, kaarsrechte sloten met wiskundige precisie naast elkaar. Links staat het water in brede grillige sloten nagenoeg even hoog als de dijk waarover ik loop. Weiland en water lopen er zo goed als naadloos in elkaar over.
Zo opgepoetst en aangeharkt als Zaanse Schans is, zo grof en ongepolijst is het omringend landschap. De industriële horizon uiteraard, met zijn rookpluimen, die de hele wandeling in het oog blijft springen, maar ook tal van half vervallen loodsen en schuren, rommelige erven en schijnbaar aan hun lot overgelaten stukken land. Mij doe je er een plezier mee. Hoogtepunt is een wat afgezonderd erf met een dichtgetimmerd huis, een sterk vervuilde silo en een verzameling verzakte, nog net niet ingestorte boetjes en bouwsels, sommigen eigenlijk nog niet eens afgebouwd, met als stralend middelpunt een pipowagen waarvan de rode luiken in stuitende typografie vrolijk beweren dat men open is. Het is jammer dat ik toch niet verder naar binnen durf.
Nog weer verder, langs de Kalverpolder, tref ik een huisje, ik zie het van verre al staan, met op het dak een enorme windmolen. Veel groter dan het huisje zelf. Het is het soort windmolen dat je soms in een weiland ziet staan, van een gelig soort kunststof, vier wiekjes plus een staartstuk dat de boel in de wind houdt. Maar dan veel en veel groter. Metershoog torent het boven het landschap uit, 32 wieken in een  reusachtige cirkel. Mijn fantasie slaat onmiddellijk op hol. Hier woont een excentrieke uitvinder, een professor die in de verlatenheid van de Zaanse polder een geheimzinnig experiment voorbereidt. Die een allesverwoestende wind wil opwekken en zo de wereldheerschappij in handen denkt te krijgen. Of juist een groot gevaar denkt af te kunnen wenden, en de wereld te redden. Door juist op tijd de koers van de aarde te veranderen, waardoor het gevaar uit de ruimte ons op een haar na mist. Of.. het is een moderne Noach, die zijn huis op wil laten stijgen, en weg, ver weg wil vliegen van dit land in verwarring.


Met een boog loop ik terug naar de Zaan. Tenminste, dat is de bedoeling. In ’t Kalf - een fantasieloze buitenwijk van lage apenrotsflats en piepkleine, haastig uit grindbetonblokken opgetrokken huisjes en woonerven met betegelde tuinen - verdwaal ik jammerlijk, terwijl ik mild bedenk dat het hier dan eigenlijk wel begrijpelijk is dat mensen het gefiguurzaagde woord HOME pontificaal in de vensterbank zetten. Je zou je anders inderdaad kunnen gaan afvragen wat je hier deed, in deze vreugdeloze gribus.
Het Jagersveld, waarvan ik, door de naam misschien, het idee had dat het een natuurgebiedje zou kunnen zijn, blijkt al snel een zeer aangelegd stadspark van grazige ligweiden langs tekentafelwatertjes met designerstrandjes en geometrisch meanderende betonpaden. Er is zelfs een trimbaan, met bij ieder toestel een bordje dat geïllustreerd en al precies uitlegt wat je er moet doen, en hoe vaak. Aardig misschien, zo’n park, als her en der leuke jonge moeders met hun kroost in het gras op aanspraak zitten te wachten, vandaag is het praktisch uitgestorven. Een opa zit er, met zijn drie kleinkinderen, lijdzaam te wachten tot het erop zit. Een moeder met een hoofddoek snauwt tegen haar kind, een magere man wandelt met twee hazewinden. Bejaarden op elektrische fietsen. Ik maak dat ik wegkom.
Wanneer ik de cirkel bijna rond heb, wandel ik Haaldershoek in, en dat is een aangename verrassing. Dit is ongeveer het authentiek Zaanse buurtschapje dat Zaanse Schans probeert te zijn. Een stuk eenvoudiger, dat is waar, veel minder pracht en praal, maar ook zonder toeristen. En daardoor toch bijzonderder misschien, voor mij in elk geval. Schoolkinderen fietsen er achteloos doorheen, met hun modieus op de knieën gescheurde broeken en hun veel te grote kratten met niks erin aan het stuur. Die zien het niet, hoe mooi dit is. Die zien alleen elkaar, wat ook weer mooi is natuurlijk.
Betoverd loop ik een extra rondje. Houten huisjes, strak en glimmend groen met wit in de lak, met luiken aan de ramen en versierde makelaars in de nok. Smalle klinkerstoepjes langs sloten en klassieke tuintjes, en bruggetjes die te smal zijn voor iets anders dan een wandelaar.
Terug in Zaanse Schans verbaas ik me nog één keer over de toeristenmenigte, die dus nooit zal weten hoe lieflijk en stil het er tien minuten verderop bijligt.
Een bruidspaar laat zich fotograferen met de Tinkoepel op de achtergrond. Genadig valt het tegenlicht door de bruidsjurk, en verklapt dat de benen van de bruid er mogen zijn.

Een rondje Zaanse Schans, onderdeel van het Trekvogelpad, gelopen op dinsdag 29 september 2015

donderdag 3 december 2015

Hollandse Friezen







V
oor iedere stad en ieder dorp langs het noordelijk Nederlands Kustpad een limerick. Zo hebben wij dat bedacht, al wandelend. Ieder gehucht, ieder buurtschap, elke vlek op de kaart.. als het een naambord heeft, krijgt het van ons een limerick. Een wandellimerick, want zo noemen wij ons genre. Jaja..
Alles kan daarbij een aanleiding zijn: een ontmoeting, een gesprekje, een observatie.. een uitzicht of een inzicht. Of een vraag, zoals bij Harlingen. Vóór we er binnenlopen hebben we er al één, namelijk: wie is de Stenen Man? Eerst zien we hem op de kaart al staan en later ook in het echt, op de dijk. De Stiennen Man, zoals de Friezen zeggen, of.. ja.. het zijn er eigenlijk twéé, zien wij nu. Twee gebeeldhouwde koppen met haar, besnord en bebaard, die - de weelderige krullen in elkander verstrengeld - elk een andere kant op kijken vanaf een monsterlijke pilaar op een al even lelijke sokkel van gemetselde kinderhoofdjes, zoals die bonkige keien nou eenmaal heten. Het is wel twee keer dezelfde man, zien we nu. Maar wie? En waarom?
Het blijkt te gaan om Caspar de Robles, van 1568 tot 1576 stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe in dienst van de Koning van Hispanje, ons welbekend. Hoewel wij toch zeker menen te weten dat die in die jaren een stuk minder geliefd was. Dus waarom hier dan een beeld staat van een Spanjaard, een vijand.. wij hebben geen idee. Rare jongens, die Friezen.
Het beeld blijkt te herinneren aan de Allerheiligenvloed van 1570, die Friesland grotendeels onder water zet en grote schade aanricht, onder meer aan de dijken rondom Harlingen.
Dat de trotse Friezen in het diepst van hun Friese harten weldegelijk echte Hollanders zijn, blijkt uit het feit dat de vernielde dijken in eerste instantie niet gerepareerd worden omdat de Friezen het niet eens kunnen worden over wie dat allemaal zal betalen.
Het is Caspar de Robles die de kibbelende, beknibbelende partijen toch aan tafel krijgt en er zo voor zorgt dat de zeedijken weer gedicht en versterkt worden, om nieuwe rampen te voorkomen. Ook over het onderhoud worden sluitende afspraken gemaakt: het noordelijk deel komt voor rekening van de binnendijkers, het zuidelijk deel is voor de buitendijkers. Op de grens van die twee delen werd voor alle duidelijkheid een pilaar opgericht. Met het beeld van Caspar de Robles. Die zo tot in lengte van eeuwen naar het noorden en het zuiden blijft toezien op het nakomen van de gemaakte afspraken. Want het blijven Hollanders, die Friezen.


Stadhouder Caspar de Robles
Een wandellimerick

In Harlingen steekt men de loftrompet
van de man die het land van de zee heeft gered.
De vraag die ons kwelt,
is waarom deze held
dan toch als een steen aan de dijk is gezet..


Kijk ook op samenuitenthuis voor meer wandellimericks en wandelverslagen.

dinsdag 1 december 2015

Vieze Verza

Weinig trefzeker liep ik met mijn wagentje over de groente-afdeling van de supermarkt te draaien, te dralen en te zwenken, want wat zouden we vanavond nou weer eens eten? De eeuwige vraag van vandaag. Eerst ging ik dan maar eens op weg naar de tomaten, bedacht ik, om de beslissing nog wat uit te stellen. Tomaten zijn altijd goed. Tomaten houden geen definitieve keuze voor een menu in. Tomaten kunnen overal bij en komen altijd van pas.
Op het laatste moment en net op tijd echter besloot ik van richting te veranderen, naar het fruit, de appels en de mandarijnen, omdat bij de tomaten een raar vrouwtje stond, waar ik geen zin in had, om daar naast te gaan staan.
Het vrouwtje had een merkwaardige, blauw geruite jas aan en die was dan wel niet scheef dichtgeknoopt maar dat had makkelijk gekund, want zo'n jas was het wel. En zo'n vrouwtje was het ook. Haar blonde haar, haar slordig geblondeerde haar, was weldegelijk érg scheef geknipt en zat half door de war en stond half overeind. Ze had een uitdrukkingloos gezicht met een grote scheve neus, waar 's winters waarschijnlijk wel permanent een grote druppel nattigheid aan zou hangen, en doffe lodderogen met rode randjes. Ze zou wel stinken ook, vermoedde ik ongerust. Hu!
En ze blééf maar bij de tomaten staan. Ondertussen had ik met mijn omtrekkende en afwachtende bewegingen al uitgebreid een zak appeltjes gepakt, vijf grapefruits, een doos champignons, een zak spruitjes, een krop sla, een zak sperzieboontjes, een bakje walnoten en vooruit maar, om tijd te rekken ook nog wat kiwi's, ik had alles zorgvuldig afgewogen en dichtgeknoopt en –gevouwen.. ik hoefde alléén nog tomaten.
Met de moed der wanhoop ging ik dan toch in vredesnaam maar naast het vrouwtje staan.. dat meteen schichtig twee tomaten pakte en zich in gebogen krabbegang uit de merkwaardige voeten maakte, met haar beduimelde boodschappentas op wieltjes.
Wel had ik nog snel even gezien waaróm het vrouwtje zo lang bij de tomaten had staan dralen: ze had zo goed als iedere tomaat in haar heksenhanden gehad en er met een nagel in staan prieken, of hij wel hard of zacht of Joost mag weten wát genoeg was. In bijna elke tomaat stond het boogje van haar ranzige nagel gedrukt.
Gedverdemme.
Dan kon ik nu dus een beetje elke tomaat die ik beetpakte na gaan staan kijken of ze er wel van af was gebleven, met haar rare-vrouwtjes-klauwen. Dat kon wel eens een tijdje gaan duren. Tomaat na tomaat liet ik inspecterend door mijn handen gaan. Meer dan de helft kon ik weer in de bak terugleggen, die hoefde ik niet in mijn salade, mopperde ik in mijzelf.
Vanuit mijn ooghoek zag ik een vrouw met een winkelwagentje mijn kant op komen. Op het laatste moment echter besloot ze van richting te veranderen naar het fruit.


Dit bericht verscheen, in iets andere vorm, reeds eerder op dit weblog. Zoals het hierboven staat las ik het voor als column op de lokale radio.

vrijdag 27 november 2015

Man of constant sorrow



















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

dinsdag 24 november 2015

Een vlijtig breister in Wons









Ieder dorp een limerick. Dat is het idee. We lopen het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad en bij ieder plaatsje, buurtschap of gehucht waar we door wandelen, bedenken we gaandeweg een limerick. Een zeer geschikt genre hiervoor, vanwege de min of meer verplichte plaatsnaam in de eerste regel, het dwingend metrum en, in verband met het onthouden, de overzichtelijke lengte. Zo vonden wij de wandellimerick uit. Ach ja..
En iedere aanleiding kan er één zijn. Een ontmoeting, een observatie, een uitzicht.. alles is goed genoeg.
In Wons, waarvan ikzelf in elk geval eerder niet wist dat het bestond, werd onze aandacht getrokken door een staaltje noeste huisvlijt van iemand die blijkbaar te weinig kleinkinderen heeft. Een andere verklaring konden wij zo snel niet bedenken.


Een vlijtig breister in Wons
breit zich het jaar rond een ons:
alle hekken en palen
dragen mutsen en sjalen..
zelf loopt ze erbij als een slons.

Zie ook samenuitenthuis, weblog van een wandeling, voor meer wandellimericks en wandelverslagen van het Nederlands Kustpad.

donderdag 13 augustus 2015

In goede banen

Het was de laatste week van de zomervakantie, deze dagen. En op het platteland waar hij woonde was het dan tijd voor het jaarlijkse huttenbouwdorp. Op een veldje aan de rand van de bebouwde kom werd een enorme stapel pallets en afvalhout neergegooid, er werd een partytent opgezet, en de pret kon beginnen. Van heinde en verre werden basisschoolkinderen een week lang elke ochtend door hun vaders maar vooral hun moeders afgeleverd, met een hamer en een zaag in hun rugzak, om tot diep in de middag in groepsverband de meest ambitieuze hutten te bouwen. Onder leiding van een handvol spreekwoordelijk enthousiaste vrijwilligers.
Hartstikke leuk natuurlijk, want met vijf weken vakantie achter de kiezen waren zowel vaders maar vooral moeders als kinderen het wel zo’n beetje zat, met elkaar, en al die ledigheid. Dus de kinderen waren blij dat er tenminste weer iets te doen was, de ouders waren minstens net zo blij dat het kroost eindelijk weer even de deur uit was. Zijn eigen jongens waren er natuurlijk te groot voor, die bouwden al lang geen hutten meer. Nee, die tijd was voorbij. Voor altijd. Maar de man vond dat deze dagen om meer dan één reden wel eens een beetje jammer.
Tja.
Sinds kort werd het jaarlijks huttenbouwveldje trouwens vlak bij zijn huis ingericht. In het kamertje van zijn jongste zoon, waar de man op zijn knieën een laatste hand aan zijn eeuwigdurende verbouwing zat te leggen, was het goed te volgen, door het open raam. Om de haverklap schalde een goed verstaanbare, versterkte mededeling door de straat, die het hutten bouwen in goede banen moest leiden. De mededelingen hadden weliswaar een zonnig en opgewekt bedoelde toon, maar kwamen nogal dwingend over. Veel mededelingen begonnen met: Het is níet toegestaan..! of: Het is níet de bedoeling..! of: Willen álle kinderen onmíddellijk..! Zelfs de oproep om limonade te komen drinken in de partytent was als commando geformuleerd. De man werd er na verloop van tijd een beetje kregel van, eerlijk gezegd. Als zijn jongens er niet te groot voor waren geweest, had hij ze morgen verdorie lekker thuisgehouden.

zondag 9 augustus 2015

Black swan




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

dinsdag 21 juli 2015

Zij stonden paraat




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een rondwandeling door beeldentuin De Wereld volgt u de gids

maandag 6 juli 2015

De vuurspuwer

 

Uit de serie: Geen Kunst
Voor een volledige rondleiding door beeldentuin De Wereld, volg de gids

dinsdag 30 juni 2015

Een assistent keramist uit Makkum



Voor elke plaats groot of klein langs het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad een limerick. Dat is het idee. Puur voor ons eigen pleizier, al mag er meegelezen worden.
En alles kan daarbij een aanleiding zijn. Een observatie, een gebeurtenis of een ontmoeting. Een uitzicht of een inzicht. Of een gemis, in dit geval. Voor Makkum hadden wij ons al kilometers van tevoren verheugd op het gelijknamige en blijkbaar nogal beroemde aardewerk. Met de bijbehorende fabriek en goedgevulde zo niet uitpuilende etalages en souvenirwinkeltjes.
Het kan aan ons gelegen hebben, maar hoe we ook zochten en dwaalden door Makkum, het enige dat we troffen was een verlaten en spuuglelijk fabrieksgebouw waar de naam Tichelaar nog wel op stond, onder de koeienletters Te Huur, maar waar de Makkummer aardewerkfabriek zo te zien al vrij lang geleden uit was vertrokken. Ernaast stond een weliswaar fraai en stokoud maar al even levenloos pandje een voormalig museum te wezen. En verder was er niets te vinden dat de vooruitgesnelde faam van het Makkummer Aardewerk kon rechtvaardigen. Helemaal niets.
Onze limerick was al af, maar we vragen ons af of hij nog wel relevant is? Of er nog wel aardewerk gemaakt wordt in Makkum?

Een assistent keramist uit Makkum
- ik weet het, want ik sprakkum -
zei: ik deed zó m'n best,
maar ik heb het verpest..
het ging niet expres, maar ik brakkum.

Kijk ook op samenuitenthuis, weblog van een wandeling.

zondag 28 juni 2015

Sil de Strandjutter




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een rondleiding door beeldentuin de Wereld, volg de gids

zondag 21 juni 2015

Malle Pietje




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een rondwandeling door de collectie van beeldentuin de Wereld, volg de gids

vrijdag 19 juni 2015

De â van Ferwâlde



De terrassen lopen gestadig vol, op het marktplein in Workum, deze doodgewone vrijdagochtend. Met wandelaars als wij, aan het begin van de tocht; plaatselijke dames met kleurige brillen, moeilijk haar en gebloemde gewaden, lekker aan het gebak; een wat haveloze zwerver met een verfomfaaid pakje sigaretten, weggedoken in een opeens veel te warme jas; moeders met kinderwagens; een enkele toerist in het Duits al.. iedereen zoekt een plekje in de zon, die we dan ook bijna zomers kunnen noemen vandaag. Wát een heerlijkheid. Maar dat mocht ook wel een keer, vinden wij eensgezind. Het Jopie Huisman museum schiet er daardoor dan wel weer bij in; de zon staat het eenvoudig niet toe. Met een cultureel schuldgevoel gaan wij op pad. Op kerkepad, om precies te zijn, dus dat komt mooi uit.
Via de Tillefonne verlaten we Workum. Een smal en onaanzienlijk steegje waarlangs men dus in vroeger tijden, na de kerkdienst op zondag, gesticht en opgelucht weer huiswaarts keerde, naar de boerderij in het buitengebied. Honderd meter lang is het steegje, zeker niet meer, maar als we erdoor zijn is de beginnende drukte op het marktplein volkomen uit het gehoor verdwenen en kijken we uit over een stil en weids weidelandschap, waar het kerkepad van één voet breed zijn weg door zoekt, van het ene hoge witte bruggetje naar het volgende. Tillen, heten die bruggetjes. Vandaar de naam Tillefonne. Een fonne is dan namelijk weer een stuk land dat niet zo vaak gemaaid wordt. Aan die regel houdt men zich heden ten dage trouwens blijkbaar niet meer: na het tweede bruggetje moeten we eerst even ruim baan geven aan een vriendelijk groetende hooischudder.
Als we ons af en toe omdraaien zien we de kerk van Workum nog lang hoog, maar vooral ook breed boven het landschap uittorenen. Het zal niet eens zo heel veel afwijken van het beeld dat de kerkganger van weleer gezien heeft. Een toren als een deftige tante met een strenge, hooggesloten jurk aan en een mal hoedje op. Een bazige tante, die met haar klokken bepaalde wanneer je ter kerke moest, wanneer het sluitingstijd was voor het café en wanneer je alleen nog met een lamp naar buiten mocht. Maar ook een zorgzame tante, die je waarschuwde voor brand en dijkdoorbraak.
Op de zeedijk richting Ferwoude maakt het kerkepad plaats voor een niet veel breder schapenpaadje, waarop we met kalme belangstelling worden gadegeslagen door schapen wit en zwart, met hun lammeren. Lopend over de dijk hebben we ruim zicht over het uitgestrekte Friese land. Oneindige weilanden, matgroen en geurig van het gemaaide gras, velden rood van zuring, geel van boterbloem en koolzaad, paars en lila van weer andere bloemen, waarvan het niet uitmaakt dat wij de namen niet kennen. De knotwilgen langs de weg schieten ook alweer aardig in het leven.
Hier en daar een statige boerderij, dichtbij of in de licht heiige verte, met oranje dakpannen, zonnepanelen soms, het erf omringd door een jas van bomen.  Aan de andere kant gloort het IJsselmeer. We zien piepkleine zeilbootjes langs de horizon glijden.
Overal zijn vogels in de weer, grutto’s, scholeksters, kieviten.. tureluurs misschien wel.. weten wij veel. Onder iedere dakpan lijkt een spreeuwennest te zitten, goedgevuld met veeleisend grut. Vaders en moeders spreeuw vliegen puffend af en aan. We horen sloten vol kwakende kikkers, we zien de pinken in de wei, insecten en vlinders darren door de lucht.. en alles roept ons toe: het is begonnen! Het is eindelijk begonnen!



Ferwoude is een klein dorpje. Omgeven door een grazig veldje vol grafstenen staat een pittoresk, vers geelgeverfd kerkje uit 1767, gebouwd onder opsigt van de kerkvoogden Pier Binkes en Claas Luwes. Op internet lezen we later dat het kerkje dat hier eerder stond in 1762 werd afgebroken, om de tufsteen waar het mee gebouwd was aan de cementfabriek in Makkum te verkopen. Of Claas en Pier daar beter van zijn geworden, vermeldt de geschiedenis niet, maar het laat zich denken.
Op de basisschool zijn maar liefst twee kinderen geboren. Van de juffen, nemen wij aan. Waarmee de toekomst van de school lijkt veilig gesteld, al vragen wij ons af, wie er nog voor de klas zal staan. Er staan lieve huisjes met tuintjes, in Ferwâlde. Plus een wat nors ogend buurthuis en de timmerwerkplaats van Anne Rinkes Feenstra, die we juist op de fiets zien springen, met de duimstok in de buuze. De buurvrouw vertrekt even later, met een forse printer losjes achterop de bagagedrager. Of dat wel gaat, vragen wij bezorgd, maar we worden niet begrepen.
Veel meer heeft het dorpsleven niet te bieden vandaag. We zitten op een bankje onder een frisgroene es en zien het allemaal gebeuren. Aan een man die zijn kinderen in de auto laadt, vragen we hoe we Ferwâlde uit moeten spreken, als we het goed willen doen. Vooral de â stelt ons voor problemen, dat spreekt. Die wordt een beetje langer dan een a, legt de man ons uit, maar wordt toch net geen aa.
Richting Allingawier gaat het dan. Langs de weg staat als vanouds van alles en nog wat te koop. Eerder passeerden we al een jamfiets en diverse scharreleieren, hier staan een soort manden te koop waarvan we het nut niet één twee drie kunnen raden. De heer des huizes, die ons toevallig net achterop fietst, zo te zien net terug van de bakker, vertelt dat het eendenkorven zijn. Wie er één koopt krijgt een mooie verse groene, roept hij ons nog na vanaf het tuinpad, op weg naar de middagboterham. Inderdaad zagen we er al één in de sloot staan, bedenken wij. Maar hier hangen er ook twee in de boom. De hongerige heer des huizes kunnen we het niet meer vragen, die is al naar binnen. Blijkbaar nestelen eenden ook in de boom, nemen we dan maar aan. Al vragen we ons wel af hoe de pulletjes, die mijn wandelgenoot overigens pijltjes noemt, zo’n hooggelegen nest ooit veilig moeten verlaten.



In Allingawier woont bijna niemand. Het is een museumdorp. Als erin wilt, moet je betalen, al geldt dat hopelijk niet voor de enkeling die er nog wel woont. De route van het Nederlands Kustpad loopt precies langs de kassa. Wandelaars hoeven weliswaar geen entree te betalen, maar mogen dan ook niet het bruggetje over dat toegang biedt aan het dorp. Aan de overkant van het slootje wordt echter koffie verkocht. En drabbelkoek. Maar al hadden wij onze zinnen daar al een tijdje met enig bravoure op gezet, nu puntje bij paaltje komt durven we niet zomaar burgerlijk ongehoorzaam tóch over de brug. Er is helemaal niemand in het museum en de kassa is vijf meter van het bruggetje. We voelen de ogen priemen. We besluiten het dus maar netjes te vragen. En dat loont. Als we belóven níet het museum in te gaan, mogen we een kopje koffie drinken. Opgelucht beloven we het. De drabbelkoek, zo blijkt, wordt ter plekke gemaakt, en is niets minder dan een belevenis.
Langs het Van Panhuyskanaal  tenslotte lopen we richting Makkum. Een rijtje schuiten met zwaarden kondigt de havenstad aan. Makkum ziet eruit als een vriendelijk stadje met veel water. Leuke kleine huisjes die een zekere rijkdom verraden, fijn geornamenteerd en goed onderhouden. Maar hoog overschaduwd door een enorme loods van golfplaat die het historisch straatbeeld kaarsrecht en zonder enig gevoel voor verhoudingen afvlakt, dichtplamuurt. De Vries Makkum, staat er met brutaal grote letters op te lezen. Een scheepswerf, zoals blijkt. Als we er op een terras vlak naast zitten, zien we er met enig gedoe een wanstaltig jacht in verdwijnen. Een wit glimmend oorlogsschip, met een flinke batterij radar-achtige bollen bovenin. Zelfs het jacht steekt boven de huizen uit. Het beroemde Makkummer aardewerk, waar we nota bene nog even naar op zoek zijn, krijgen we nergens te zien.







Een etappe van het Nederlands Kustpad #3, van Workum naar Makkum, gelopen op vrijdag 22 mei 2015. Kijk ook op samenuitenthuis, weblog van een wandeling.

woensdag 17 juni 2015

P



De doctorandus is dood. Het is geen nieuws meer, iedereen weet het. Ik ook.
Op allerlei plekken op internet wordt hij geëerd en geroemd, en terecht natuurlijk.
Ook zag ik ergens een oproep om, als ode aan de uitvinder ervan, een Ollekebolleke te schrijven. Ik zag ook al Ollekebollekes opduiken hier en daar. Een sympathiek idee, vond ik het. Al moet ik wel bekennen dat ik niet meteen helemaal precies wist hoe dat dan ook weer in zijn werk ging, zo'n Ollekebolleke. Maar daar hebben we Wikipedia voor nietwaar. Nou, dat viel nog niet mee. Daar zaten nogal wat haken en ogen aan. Een stuk ingewikkelder dan de Limerick, dat is zeker. Maar goed. Wie A zegt enzovoort. Hieronder mijn bijdrage. Op Wikipedia kunt u controleren of het een beetje klopt, of niet.

Godallemachtig man,
ollekebollekes!
Ga er maar aan staan zeg..
wat een idee!

Pér regel twéé regels..
Ontegenzeggelijk
Hóllandse dichtvorm van
zekere P

Een koekenbakster te Allingawier




Voor ieder plaatsje, stad of dorp langs het noordelijk gedeelte van het Nederlands Kustpad, hadden wij bedacht, zouden wij een limerick maken. Een wandellimerick. Naar aanleiding van een ontmoeting, een observatie, een gebeurtenis of wat dan ook. Drs. P zou het niets gevonden hebben waarschijnlijk, die hield niet van limericks, naar verluidt, maar wij hebben er erg veel pleizier in. Dus wie doet ons wat?
Zo kwamen wij dan ook door Allingawier, een dorp waar niemand woont. Een dorp met een kassa, waar je langs moet, om erin te mogen. Een museumdorp.
Als wandelaars van het Kustpad mochten wij de kassa zonder betalen passeren, maar dan mochten wij dus niet het bruggetje over, het dorp in. Wat jammer was omdat aan de overkant koffie werd verkocht, op een terrasje in de zon. Met drabbelkoek, ook nog. Precies waar wij zin in hadden.
Gelukkig kregen we op beleefde aanvraag speciale toestemming het bruggetje tóch over te steken, als we dan maar wel beloofden niet het dorp zelf in te gaan. Wij beloofden het en maakten aldus kennis met de Drabbelkoek, die, zo bleek, ter plekke werd gebakken. Of moeten we zeggen gefrituurd?

Een koekenbakster te Allingawier
bakte haar koeken met veel plezier,
ze waren bros als beschuit,
maar het vet droop er uit..
Dát is écht drabbelkoek, sprak ze fier.

maandag 15 juni 2015

De man in huis

De middag liep op zijn einde. En in ons moderne, geëmancipeerde gezin, waar de rollen al sinds jaar en dag zijn omgedraaid, ben ik dan in de keuken in de weer. Zoals het een goed huisvader betaamt. Met broccoli, lof, schorseneren en prei. Sla, tomaten en radijsjes. Nee, knolraap komt er bij mij niet in.
Maar al doende wachtte ik ook een klein beetje op mijn vrouw, de kostwinner, die nu toch wel bijna thuis zou komen, van haar werk.
Ik was namelijk nogal in mijn nopjes omdat ik boven met de verbouwing was begonnen, vandaag. De afgelopen week had ik al wel flink wat heen en weer gesjouwd, met bedden en buro’s en linnenkasten, om één en ander helemaal leeg te krijgen en de bovenverdieping zodanig te reorganiseren dat er verbouwd kon worden, zonder in te leveren op het aantal slaapplaatsen in huis. Maar vandaag had ik dan een begin gemaakt met het strippen van plafond en wand. Enorme hoeveelheden zachtboard, schrootjes en gipsplaat had ik verwijderd. En daarbij was ik dan op een leuke verrassing gestuit. Een tot nog toe achter zachtboard, gipsplaat en schrootjes verborgen gebleven origineel detail, waarvan ik nu erg benieuwd was wat mijn vrouw ervan zou vinden.
Vandaar.
Daar zag ik haar de auto al inparkeren.
Mij verkneukelend wachtte ik boven de pannen op het geluid van de voordeur om haar meteen mee naar boven te nemen, en haar mijn vorderingen en vooral ook mijn ontdekking te laten zien.
Maar het geluid van de voordeur bleef uit, want in plaats van uit te stappen, zag ik nu, zat mijn vrouw in de stilstaande auto te appen. Over haar schermpje gebogen zat ze ijverig te tikken, in de onmiskenbare houding met de bekende gebaren, en had geen oog voor de buitenwereld. Haar man, die achter het raam ongeduldig stond te wachten en nu maar weer terug liep naar zijn pannen, en zijn aanrecht.
En toen ze minuten later eindelijk wél binnenkwam, en naar mij toeliep in de keuken, kreeg ik niet de kus die ik verwachtte maar moest mijn vrouw eerst nog een paar keer bellen, voor haar werk, en nog wat appjes versturen. Met haar telefoon aan de lader, omdat haar batterij leeg was. De lader in het stopcontact boven het aanrecht, waar hij om één of andere reden altíjd in zat.
Dus daar stond mijn vrouw. Te bellen en te appen. Voor haar werk. Mídden in mijn keuken, leunend tegen míjn aanrecht, zónder aandacht voor mij en vréselijk in de weg.
Zuchtend en mopperend redderde ik een beetje om haar heen, om de benodigde potten, pannen en schalen vanachter haar weg te pakken.
Of dat per se híer moest, liet ik mij uiteindelijk bars ontvallen.
Waarop zíj met een geërgerd gebaar de lader uit het stopcontact trok en snuivend naar elders beende, de neus in de wind.
Wat míj dan weer in het verkeerde keelgat schoot zodat ik, zoals dat ook in een omgedraaid goed huwelijk gaat, háár weer iets hatelijks nariep over eíndelijk thuis, áltijd maar bellen, dat eeuwige appen, een béétje belangstelling en éven gedag zeggen.
Je lijkt wel een vént, riep ik tot besluit.
Waar dát nou vandaan kwam.. ik weet het ook niet.
Ik lijk verdorie wel een wijf.


Dit is een bewerking van een eerder op dit weblog gepubliceerd stukje. Ik las het deze week voor als column op de lokale radio.

zondag 14 juni 2015

Ze gingen volledig door het lint




















Uit de serie: Geen Kunst
voor een uitgebreide rondwandeling door beeldentuin de Wereld, volg de gids

woensdag 10 juni 2015

Men nam een afwachtende houding aan




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondwandeling door beeldentuin de Wereld, volg de gids

zaterdag 23 mei 2015

Een basisschool te Ferwâlde


























Toen op een basisschool te Ferwâlde
de twééde juf van een kind bevâlde
stond er, hoe leuk het ook was,
géén juf meer voor de klas,
waar de inspectie dus stevig van bâlde.

Kijk ook op samenuitenthuis, weblog van een wandeling.

vrijdag 22 mei 2015

The usual suspects




















Uit de serie: Geen Kunst 
Voor een bezichtiging van de gehele collectie, volg de gids

vrijdag 15 mei 2015

Multikul

Er bleef eigenlijk maar een smal stukje stoep over, voor de supermarkt, tussen de gestalde fietsen en de geparkeerde auto’s. Té smal, dat zag ik meteen.
Van één kant kwam een jongen met een maar nauwelijks gevuld, en op de ongelijke stoeptegels moeilijk bestuurbaar winkelwagentje. Het was een jongen van een jaar of dertien, veertien.. twaalf.. en hij zag eruit als jongens van die leeftijd eruit zien: gympies, afgezakte broek, t-shirt met letters en een leren jekkie. Als je hem moest omschrijven zou je er nog bij zeggen: het was een Turkse jongen, al was hij waarschijnlijk gewoon in Nederland geboren.
Hij had een boodschapje moeten doen, voor zijn moeder, en daar had hij geen zin in gehad, dat was duidelijk te zien. Met puberale overdrijving hield hij het hoofd, het hele bovenlijf mismoedig over zijn kar gebogen, alsof de boodschap het laatste van zijn krachten had gevergd. Met zijn blik terneergeslagen op de stoep zag hij niet wie er van de andere kant kwam.
Ik zag het wel.
Het was een nog net niet bejaard maar hoogstwaarschijnlijk wel gepensioneerd echtpaar met een grote boodschappentas. Het was een zéér Nederlands echtpaar. Ze waren volledig opgetrokken uit oerdegelijk beige, makkelijke schoenen en praktisch haar. Het was de generatie van wie vaak gezegd wordt dat die ons land met eigen handen heeft opgebouwd. In hoogsteigen persoon.
Breeduit liepen ze naast elkaar, over de hele stoep, en keken fier, recht door zee vooruit. Ze zagen de jongen, de Turkse jongen, dan ook ruim van tevoren al aankomen, met zijn bijna lege kar en zijn neergeslagen blik op oneindig, maar daar gingen ze niet smaller van lopen. Dat waren ze níet van plan. Het was hún stoep, tenslotte. Tenminste, dat vermoed ik.
Hé! Aap! Riep de vrouw van het echtpaar, vlak vóór de aldus nog maar nét vermeden botsing. Kun je niet úitkijken of zo?
De jongen keek geschrokken op uit zijn sombere overpeinzingen.
Ben jij wel goed bij je hóófd? Viel de man zijn vrouw eensgezind briesend bij. Waarom loop je récht op ons af?
De jongen wist het ook niet. Hij sputterde iets van sorry, wat voor een puber nog vrij beleefd is, en dat hij naar de grond keek, toch? Dat hij ze daarom niet aan had zien komen, de meneer en de mevrouw.
Het echtpaar verdween onverminderd verontwaardigd, op hoge poten mopperend de supermarkt in, met hun nog lege grote boodschappentas.
De jongen ging nog even mismoedig naar huis, naar zijn moeder, met de vergeten boodschap.
En zo was ík dan dus, héél in het klein, getuige van het multiculturele drama, waar de laatste jaren zoveel ophef over is, in ons land.


Dit stukje stond al eerder op dit weblog. Ik las het deze week voor op de lokale radio, als column van de week.

woensdag 29 april 2015

Straathoekwerker




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondwandeling door beeldentuin De Wereld, volg de gids

dinsdag 14 april 2015

Ik stik..




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondwandeling door beeldentuin De Wereld, volg de gids

zaterdag 11 april 2015

Even geduld aub

Met gepaste tegenzin stapte ik deze week binnen bij de apotheek. Je komt daar ook niet voor je plezier natuurlijk. Je komt er dingen halen die je eigenlijk liever niet nodig zou hebben, en het kost vaak nog een hoop geld ook. Maar goed, je hebt het niet altijd voor het zeggen.
Nummer 35, was ik. Want bij de apotheek ben je een nummer. De teller boven de balie stond op 30. Er waren vijf wachtenden voor me.
Bij de supermarkt zou direct een extra kassa worden geopend. Waarschijnlijk omdat de supermarkt bang is dat klanten, wanneer ze telkens heel lang in de rij  moeten staan, de volgende keer naar een andere supermarkt gaan. Want dat kan, in het geval van supermarkten. Er zijn er genoeg.
Bij apotheken was dat anders, wist ik. Bij de apotheek ging dan ook nooit een extra kassa open. Er waren vijf balies, met grote cijfers, van één tot vijf, zodat je je niet kon vergissen in het aantal, maar drie van die balies waren er waarschijnlijk alleen voor de sier. Als er bij de apotheek vijf wachtenden voor je waren, kon je er maar beter een stoel bij pakken. Als er nog één vrij was tenminste.
Bij een eerder bezoek had ik eens nummer 97 getrokken, met 90 op de teller. Verspreid over de ruimte zag ik landerige wachtenden, onderuitgezakt op stoelen, doelloos slenterend tussen de schappen en ongemakkelijk leunend op vensterbanken. Er zat duidelijk héél weinig beweging in de gang van zaken. Ik besloot toen dat ik dáár geen zin in had, en vertrok naar de supermarkt, om boodschappen te doen. Met mijn volle tas op weg naar huis, wilde ik het toch nog maar eens proberen, bij de apotheek. Het moest tenslotte toch een keer gebeuren en misschien was het inmiddels wat rustiger. Ik fietste dus weer terug. De teller boven de balie stond inmiddels op 95 en ik kon, met nummer 97 nog in mijn zak, gewoon doorgaan met wachten, alsof er niets gebeurd was. Wat ook bijna zo was, natuurlijk.
Maar goed.

Deze keer had ik nummer 35, hoefde ik geen boodschappen meer te doen en zat er niks anders op dan mijn ziel in zaligheid te bezitten. Er waren vijf wachtenden voor me, en al onze medewerkers waren in gesprek. Met elkaar ook vooral, want dat is het leuke bij de apotheek, het is een grote, open ruimte met heel veel glas, dus dat kun je daar allemaal zien. Of je wilt of niet, terwijl je staat te wachten kun je zien dat achter de vijf balies, waarvan er drie gesloten zijn, zeker acht medewerkers zéér bedrijvig heen en weer dribbelen. Sommigen met papier in hun hand, anderen zonder. Sommigen praten met elkaar, anderen dribbelen naar achter, waar je ze niet meer kunt zien. Sommigen staan gedurig aan de telefoon, lachen daarbij uitbundig en tikken daarna weer verder op de computer.
Niemand van al deze medewerkers lijkt echt te merken dat er mensen staan te wachten. Heel soms loopt er één even naar de balie, om iets te vragen aan de klant die daar staat, maar ook als je aan de beurt bent, moet je nog wachten.
Na geruime tijd mocht ik naar voren komen. Een mevrouw vroeg mijn naam, mijn adres en geboortedatum. Daarna bleef het stil. De mevrouw keek ondoorgrondelijk op haar scherm.
Wanneer had ik mijn receptje ingeleverd, vroeg ze toen, een beetje kortaf. Strenge ogen priemden mijn kant op.
Twee dagen geleden, antwoordde ik naar waarheid, want dat was de bedoeling, dat wist ik heus wel.
Maar nu zag de mevrouw dat het recept pas ‘s middags was doorgemaild. Dus, klonk het onverbiddelijk, kon ik mijn medicijnen ook pas ’s middags af komen halen. Want er stonden twéé héle werkdagen voor de procedure.
Ik keek op de klok.
Het was kwart voor twaalf.
Als ik nu meteen een nummertje trok, was ik vanmiddag nog aan de beurt.

vrijdag 3 april 2015

Van de bitch van Stavoren, Hindeloopen tot Workum




We waren er al eens eerder, in Stavoren. Een aantal jaar geleden. Toen kwamen we uit Enkhuizen gelopen, en namen hier de boot weer terug, om de cirkel van het Zuiderzeepad te sluiten. Vandaag is Stavoren een startpunt. Een soort van nieuw begin. We openen er het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad, door Friesland en Groningen. Langs IJsselmeer en Waddenzee gaat het nu richting Duitsland. Het Hollands gedeelte, van Hoek van Holland naar Den Oever, zit erop.
In de haven maken we als eerste kennis met het Vrouwtje van Stavoren. De vorige keer was zij ons ontgaan, maar daar staat ze hoor: gegoten in brons, met de hand boven de ogen uitkijkend over de Zuiderzee. Toen nog. Wij menen dat ze dus wel iets heldhaftigs verricht zal hebben, gelijk Kenau Simonsdochter Hasselaer, die in haar dooie eentje Haarlem voor de Spanjaard behoedde, of zoiets, en vinden de aanduiding ‘vrouwtje’ ook dáárom niet zo passend.  Al is het zeker geen gróót beeld.
Het bijbehorend tekstbord helpt ons echter uit de droom. Niks heldhaftigs aan, aan dit vrouwtje. Een eigenwijs, inhalig en egoïstisch kreng was het. Waarvoor ‘vrouwtje’ nog veel te lief is, als aanduiding. Een hoogmoedige koopmansvrouw is hier vereeuwigd. Wat je nu een ondernemer zou noemen. Een bankier, een grote graaier. Stinkend rijk, de rijkste van de stad, maar nog altijd niet tevreden. De VVD bestond nog niet, maar anders was het Vrouwtje van Stavoren er wethouder voor geweest. Of senator, of iets anders lucratiefs.
Opvallend trouwens ook dat het hier, rond 1800, een vrouw betreft. Die blijkbaar tóen al door het glazen plafond was gebroken en eenmaal aan de top dus precies het gedrag bleek te vertonen dat nu pas, ruim tweehonderd jaar later, vooral mannen wordt kwalijk genomen. Misschien dat de wereld er met vrouwen aan de macht toch niet echt heel anders uit zou zien. Misschien is het wel helemaal niet zo simpel.




Maar goed, het Vrouwtje van Stavoren.
Zij stuurde één van haar schippers eropuit, om het beste en het kostbaarste dat de wereld te bieden had voor haar te halen. Met minder nam ze geen genoegen. Toen de schipper, na vele omzwervingen en ampele overwegingen, terugkeerde met een boot vol graan, was zij zó beledigd dat zij opdracht gaf het hele spul in zee te kiepen. Terwijl de bevolking honger leed, nota bene. De bitch van Stavoren. Om geen Hollandser termen te gebruiken.
Een oud en wijs man - sorry dames, maar zó gaat het verhaal - probeerde haar nog op andere gedachten te brengen door haar te voorspellen dat zij, eenmaal zelf aan de bedelstaf geraakt, zou inzien dat graan toch echt kostbaarder was dan goud. Maar dáár had het Vrouwtje helemáál geen boodschap aan. Als ultiem decadent antwoord gooide zij lachend haar gouden ring in zee, honend dat de kans dat zíj aan de bedelstaf zou geraken even groot was als de kans dat zij haar gouden ring óóit terug zou krijgen. Fuck you, wijze oude man, opzij!
Of statistiek al was uitgevonden weten wij niet, maar objectief gezien had ze een punt, aangezien ze volgens de verhalen eigenaar was van zo’n beetje alles wat kon varen, woonde in een huis met gouden vloeren en zilveren muren en het al met al dus zo’n beetje voor het zeggen had, in Stavoren en omstreken. Dat kin wat lijen, zou je zeggen.
Toch liep het verkeerd af, want Calvijn was natuurlijk al wel al lang en breed uitgevonden.
Slechts een paar dagen later kocht de keukenmeid van het Vrouwtje een schelvis op de markt, voor het diner - een krepserig armeluismaaltje ook nog - en ja hoor, verdomd als het niet waar is, in de maag van dat beest werd haar gouden ring teruggevonden. De kansen van het vrouwtje keerden onmiddellijk. Al haar schepen vergingen op zee, op de plek waar het graan overboord werd gekiept ontstond een zandbank en de haven van Stavoren slibde dicht. Het vrouwtje ging failliet en raakte aan de bedelstaf, precies zoals de wijze oude man had voorspeld.
We moeten, begrijpen wij nu, het beeld eerder zien als een waarschuwing. Een wijze les. Hoed u voor bankiers en ondernemers. Zij hebben slechts zelden het beste met u voor. Waarvan akte.






Nee, dan het Vrouwtje van Stavoren dat we verderop op de grasdijk tegenkomen. Een struis type is het, met grijze haren in de wind, stevige schoenen en een camelkleurige bodywarmer met heel veel zakken en vakken. Ook zij kijkt uit over wat eens de Zuiderzee was. Niet met haar hand boven haar ogen maar door een al even struise verrekijker. Wind en waterdicht in legergroen rubber verpakt, rotsvast verankerd op een statief.
Of er nog wat leuks te zien is, vragen wij, en gaandeweg wil de vrouw ons wel vertellen wat zij aan het doen is: ganzen tellen. Als vrijwilliger voor de Sovon, een officiële vogelinstantie.
Kijk, zo kan het dus ook, Vrouwtje van Stavoren, denken wij. Vrijwillig ganzen tellen, in plaats van met een ontevreden smoel op je florijnen zitten.
Maar het roept ook de nodige vragen op. Lopend over de dijk hebben wij vanochtend bijvoorbeeld al zóveel ganzen gezien dat het toch onbegonnen werk lijkt dat allemaal te tellen? En bovendien, vragen wij ons af, hoe weet je nou welke je al gehad hebt? Ze vliegen immers met wolken tegelijk van links naar rechts of weer terug over de dijk?
Als rechtgeaarde Friezin staat de vrouw daar met een geamuseerde glimlach nuchter tegenover. Ze telt een bepaald gebied op één dag. En dat daar doublures in zitten, ja.. nou.. dat wordt vast wel meegenomen in de rekenmethode. Dus..
En volgens haar gaat het de laatste tijd de goede kant op met de ganzenstand. Of dat meer of juist minder ganzen betekent, zijn wij benieuwd, omdat ze nou niet altijd even geliefd zijn, menen wij te weten. Maar dat ligt volgens de ganzentelster dan maar weer net aan met wie je praat. En over welke ganzen. Of je het over overwinteraars hebt,  of over overzomeraars. Boeren hebben alleen een hekel aan die laatsten. Want díe vreten de boel op. En ja, dan schijnt er inderdaad het plan te zijn om stelletjes waarvan vermoed wordt dat ze zich voort willen planten, af te schieten. En de tellingen van de Sovon zullen ongetwijfeld gebruikt worden in het meten van het resultaat van allerlei maatregelen. Maar ja.. daar weet zij verder niks van. Zij telt alleen.





Onderweg naar Hindeloopen komen we langs een wit gebouw dat enige historie verraadt. We vermoeden iets notabels. Later op internet lijkt het om het waterschapsgebouw Schuilenburg te gaan, nu in gebruik als conferentie-oord. Verderop nog zo’n ontmoeting, met een iets dichterbij verleden. Het strandpaviljoen Hindeloopen, dat onder de geknakte kerktoren van het stadje vrijwel bewusteloos tegen de dijk ligt te verloederen. Het Kurhaus van Friesland, schijnt dit te zijn geweest, in de hoogtijdagen. Als Hagenees ga ik daar verder niet op in, maar zonde is het wel natuurlijk. Er schijnen plannen te zijn het gebouw in ere te herstellen. Het zou het waard zijn, denken wij, maar ja.. wie zal dat betalen? Een ondernemer, hoogstwaarschijnlijk. En wij denken nog even aan  Scheveningen.
Hindeloopen zelf is een schattig historisch dorpje, met kleine huisjes en straatjes, steegjes en glopjes. Overtuintjes en zwartgeteerde schuren. Zwijgzaam vissende mannen met praktische schorten voor. Een houten kippenbruggetje over het water, waar in barre dus betere tijden de Elfstedentocht nog wel eens onderdoor kwam.





Verder gaat het, naar Workum, nog altijd over de kruin van de dijk. We passeren een derde wit, historisch gebouwtje. Een voormalige vuurtoren deze keer. Een enigszins afgebladderd geheel met een opengeknipte gashaard als lichtbaken op het dak. Het is, zie ik, precies de rode kachel die ik honderd jaar geleden in mijn Haagse jongenskamer had staan. Maar dan niet opengeknipt natuurlijk. Wanneer hij warm werd, kleurde hij vanuit het midden langzaam paars. Het waren de jaren zeventig. Op de vuurtoren is het geen origineel detail uiteraard, ondanks de poging origineel te zijn. Het baken is er in 2004 neergezet, als verrassing voor de deelnemers van de jaarlijkse strontrace. Nog zo’n staaltje onvervalste Fryske cultuur. Of W.A. van Buuren eraan meedeed, vermeldt de geschiedenis niet.
We mogen niet over het erf van de vuurtoren en moeten onderlangs de dijk verder, waardoor we goed zicht hebben op het metersbrede spandoek aan de omheining van het perceel, dat roept dat men hier geen windmolens in het IJsselmeer wil. Tja. Wij begrijpen dat. Wij willen ook geen windmolens in het IJsselmeer. Niemand wil windmolens in het IJsselmeer. Niemand wil windmolens in zijn achtertuin. Iedereen wil stroom, en hoe groener hoe beter, maar niemand wil windmolens in zijn blikveld. Of hoogspanningsmasten. Of trafostations. Gelukkig hoeven wij dat niet allemaal op te lossen.
Workum, besluiten we wanneer we het binnenlopen, bewaren we voor de volgende keer. Dat het de moeite waard is, zien we wel, maar we hebben trek in bier. Het Jopie Huisman Museum, leren we aan de leestafel alvast, is met vijftigduizend bezoekers het drukstbezochte museum van Workum.





Nederlands Kustpad deel 3, eerste etappe, van Stavoren tot Workum, gelopen op zaterdag 14 februari 2015

woensdag 1 april 2015

Led Zeppelin




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreidere rondleiding door beeldentuin De Wereld, volg de gids

maandag 30 maart 2015

Communication breakdown




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondleiding door beeldentuin De Wereld, volg de gids

vrijdag 20 maart 2015

In fytsmakkerij yn Workum

Elders langs onze wandeltochten hadden we het al eens eerder gezien: een te goeder trouw aangeboden fietspomp. Zomaar aan de kant van de weg, bij een huis. Voor wie een zachte band had. En wie ‘m op zijn grotestads meenam, was een hork. Uiteraard. Want die heb je ook.
Hier in Workum stond hij bij een fietsenmaker op de stoep. Waar je hem ook eigenlijk zou verwachten. Maar dan niet gratis, misschien.




















By in fytsmakkerij yn Workum 
stiet in boadskip dy hiel dúdlik doar kum: 
De pomp is foar ieders gerief 
 mar wa him stelt is in dief! 
Al sil dat yn Workum net foar kum..

vrijdag 13 maart 2015

Een pizzeria te Hindeloopen










Wandelend langs het Nederlands Kustpad kwamen wij ook door Hindeloopen. Een klein, Fries en pittoresk plaatsje aan de Zuiderzee. Dankzij haar haven heeft het altijd in contact gestaan met de rest van wereld. En stonden de sluizen open voor andere culturen dan de onze. Vreemde smaken en gebruiken uit verre en exotische oorden.  Anders kunnen wij het niet verklaren, het reclameschild op dit pizza-bezorg-autootje.




















Een pizzeria te Hindeloopen
was op de avond des Heeren tot héél laat nog open.
Na panna cotta en ijs
werd, voor een billijke prijs,
de kat in het donker geknopen.

woensdag 11 maart 2015

Hij stond er helemaal alleen voor




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondleiding door Beeldentuin De Wereld, volgt u de gids

zaterdag 7 maart 2015

De ganzentelster van Stavoren



We wandelen wat af. Heerlijk. Hoofd leeg, één met het landschap en je ziet nog eens wat. Je leert je land nog eens kennen. Een deel van de lol is het later thuis weer opzoeken van antwoorden op onderweg opgeroepen vragen. En het fotograferen onderweg, al of niet in een thema. Het achteraf schrijven van een wandelverslag.
Wandelend langs een vers gedeelte van het Nederlands Kustpad, aan de Friese kant van het IJsselmeer, raakten wij zo maar in de ban van een nieuw idee. Bij iedere plaats waar wij doorheen wandelden, langs deze route, zouden wij een limerick schrijven. Naar aanleiding van iets dat we er meemaakten. Een ontmoeting, een observatie, een uitzicht en wat al niet meer. Je máákt tenslotte wat mee onderweg, als je ogen en oren openhoudt.
Iets boven Stavoren, op de dijk langs het IJsselmeer, ontmoetten wij bijvoorbeeld een struise vrouw met een verrekijker. Het was geen gewone verrekijker zoals we zelf ook in de rugzak hebben, nee, we konden hier gerust spreken van een professionele verrekijker. Een enorm, wind- en waterdicht, legergroen gevaarte op een robuust statief. Struis als de vrouw zelf, was de verrekijker.
Op onze vraag of er nog iets leuks te zien was, legde zij ons steeds toeschietelijker uit wat zij aan het doen was. Ganzen tellen namelijk. Namens de Sovon, een officiële vogel-instantie. Brandganzen, kolganzen.. Ganzen. Overwinteraars en overzomeraars. Om de ganzenstand in de peiling te houden. En het resultaat van maatregelen te meten, uiteraard.
Wij hadden deze dag al zóveel ganzen heen en weer over de dijk zien vliegen dat het ons een onmogelijke opgave leek. Want hoe wist je welke ganzen je al geteld had? En of ze niet achter je rug opvlogen, om elders weer neer te strijken? Hoe kon je de tel niet kwijt raken, met zoveel ganzen? Wij moesten er niet aan denken.
De mevrouw zag dat toch allemaal wat nuchterder in. Daar waren richtlijnen voor. Ze telde gewoon een bepaald gebied in één dag. En dan kwam het wel goed. Dan had men toch een vrij aardig idee.
Bij elke groep ganzen die wij de rest van de wandeling tegen kwamen, hebben wij aan deze ganzentelster gedacht. En vroegen wij ons af of ze al geteld waren.

Een ganzentelster bij Stavoren
was een vlucht uit het oog verloren.
Zij ging eerst uit haar dak,
maar zei toen: ‘k Ben nie gak!
’t Was een honderdtal, zo te horen.




vrijdag 6 maart 2015

Calling occupants of interplanetary craft




















Uit de serie: Geen Kunst
Voor een uitgebreide rondwandeling door Beeldentuin De Wereld volgt u de gids

maandag 2 maart 2015

Jongens van Jan de Witt

Het was na een bezoek aan de mondhygiëniste. Ik was blij dat het er weer even op zat, dat ik weer naar huis mocht.. ik had een zonnig humeur. Ook het weer was zonnig en zelfs de trein reed op tijd. Daar stopte hij al bij het perron, met de deuren vlak voor mijn neus. Ik drukte ze open en deed een stapje naar achter, om ruimte te maken voor uitstappende passagiers. Eén van de vele grote ergernissen van het treinreizen is het gemene volk dat zich op het perron voor de deur staat te verdringen om de trein in te stappen en de uitstappende medemens daar het liefst bij onder de voet zou lopen.
Ik hoor daar niet bij. Bij dat gemene volk.
Ik doe stapjes naar achter. Ik houd deuren open, voor dames en heren. Ik bied mijn hulp aan aan met kaartjesautomaten stuntelende ouderen.
Ik zwijg in stiltecoupés.
Ik laat mijn voeten op de grond en neem mijn krant weer mee naar huis. Ik laat voorgaan bij het uitchecken. Ik sta op voor zwangere vrouwen. Ik eet niet in de trein. Ik spreek met twee woorden.
Ik zeg U tegen vreemden.
En nu liet ik me blijkbaar ook al opzij duwen door een jongeman die geen zin had om achter al mijn beleefdheid te gaan staan wachten en ook niet om helemaal om mij heen te lopen en zich dus hardhandig tussen mij en de trein door botste, het treetje op het halletje in. Ik schrok er van.
Tjongejonge, dacht ik.
Nounou, hoorde ik een mevrouw achter mij zeggen.
Tja, zó kan het natuurlijk ook, hoorde ik mezelf toen zeggen, bij het instappen. Het ontsnapte me een beetje.
De jongeman had het ook gehoord en stond meteen in de gevechtshouding.
Of ik soms wat had?
Ik keek in de drank- en drugsdoorlopen ogen van een ongezonde Hollandse jongen. Een lijkbleek en pafferig, zwáár verongelijkt tronie. Had je wat? Een jongen van Jan de Witt nieuwe stijl.
Of ik soms wat had? Met m’n kankerkop. Galmde het door de trein.
Mijn medepassagiers, die dit natuurlijk hoorden, en die het zagen gebeuren terwijl ze zelf instapten, hielden hun pas in. Sommigen draaiden zich om, naar de jongeman. Pas op, wij zijn er ook, leken ze te willen zeggen. Wij zijn in de meerderheid, als beschaafde mensen, en wij accepteren dit gedrag niet.
Je moet je kankerkop houden! Klonk het nogmaals.
De jongeman dacht niet dat hij iets te duchten had van de brave burgerij. De hufters hebben het voor het zeggen tenslotte. Hij hoefde maar te schreeuwen en te dreigen en hij kreeg ruim baan. Zo was het altijd gegaan.
Maar deze groep passagiers had het blijkbaar opeens helemaal gehad, met de hufterij. De jongeman werd stevig beetgepakt door een aantal mensen en met vereende krachten weer terug op het perron  geduwd.
Figuren als jij hoeven we niet in onze trein, riepen ze hem toe. Je gaat maar lopen. En verbouwereerd bleef de jongeman achter op het perron.
Maar zo ging het niet uiteraard.
Mijn medepassagiers, die dit natuurlijk hoorden, en die het zagen gebeuren terwijl ze zelf instapten, maakten zich zwijgend en zo onopvallend mogelijk uit de voeten. Als water gleden  ze om mij en de jongeman heen, veilig hun coupé in. Wij zijn hier niet, leken ze te denken. Wij hebben hier niks mee te maken, wij bemoeien ons er niet mee.
Je moet je kankerkop houden! Klonk het nogmaals.
De jongeman wist zeker dat hij niets te vrezen had van deze grijzende man. Een softe hippie was het, dat zag hij zo. Hij hoefde maar te dreigen en te intimideren en hij droop af. Zo ging het altijd.
Maar ik had het opeens helemaal gehad met die opgefokte, doorgesnoven lomperikken.
Ik hoefde maar één keer uit te halen.
De jongeman had nergens op gerekend. Zonder een kik te geven smakte hij tegen de wand van het halletje en zakte als een dweil in elkaar. Ik pakte hem bij kop en kont en gooide hem terug op het perron.
Je moet je een beetje fatsoenlijk gedragen! Zo moeilijk is dat niet! Riep ik hem door de sluitende deuren nog toe. Volkomen verbouwereerd bleef de jongeman achter op het perron.
Maar nee, zo ging het natuurlijk ook niet.