Pagina's

dinsdag 22 november 2016

Lost in the forest




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

donderdag 17 november 2016

Overpeinzing





Dat mag ook al niet meer. Het was een losse opmerking die de man per ongeluk opving in de supermarkt. Wat eraan voorafgegaan was, had hij niet gehoord, of gezien. Hij hoorde alleen: dat mag ook al niet meer. Kent u die uitdrukking? Dacht hij er automatisch achteraan.
Dat mag ook al niet meer. Het was een oudere dame die de opmerking maakte, een keurige oudere dame. Tegen haar keurige oudere echtgenoot, die het boodschappenwagentje duwde. Ze trok er een ontevreden gezicht bij, de dame, hoewel de man ook dacht dat ze dat gezicht waarschijnlijk niet speciaal voor de gelegenheid trok. Dat het gewoon altijd zo stond.
Haar echtgenoot keek ook heel ontevreden, maar dat kon net zo goed te maken hebben met het feit dat hij steeds niet ter zake doend achter zijn vrouw aan moest hobbelen, met die kar, omdat zíj alweer doorliep, zonder te zeggen waar ze heen ging, terwijl híj nog stond te kijken naar de uitstalling waar ze juist bij stil waren blijven staan. En hij hád al geen zin in boodschappen doen. Ach, het huwelijk..
Dat mag ook al niet meer. Het echtpaar zag er verzorgd en welvarend uit. Ze droegen mooie, dure kleren, waren goed gekapt en hadden een egaal gezond kleurtje op het ontevreden gelaat, wat deed vermoeden dat ze onlangs nog een vliegreisje naar de zon hadden ondernomen. De boodschappenkar was goedgevuld, buiten wachtte de zilvergrijze middenklasser, of de elektrische fiets.
Dat mag ook al niet meer. Wat er nu precies ook al niet meer mocht, was de man dus ontgaan, maar omdat het zich afspeelde rond een uitstalling van speculaaspoppen en letters van banket, had hij wel een vermoeden in welke richting hij het moest zoeken. En wat er verder allemaal nog meer niet meer mocht, volgens het keurige echtpaar. Want ja, de man las ook de krant. De man zat ook wel eens op twitter en facebook. En daar werd het dagelijks breed uitgemeten, wat er allemaal ook al niet meer mocht. Met flauwe grappen en boze verhalen. Meestal las en keek de man er maar een beetje omheen. Hij wist het wel eens een keertje en had geen zin zich in verbeten loopgravendiscussies te mengen. Dat had ook geen zin bovendien. Maar het stoorde hem wel. Ook nu, in de supermarkt, stoorde het hem.
Dat mag ook al niet meer. Heel even voelde de man de aanvechting om er toch op in te gaan. Om het keurige echtpaar en alle andere mensen in de supermarkt en overal in het land te troosten, en gerust te stellen dat ze niet bang hoefden te zijn. Dat het niet erg was om af en toe iets ter discussie te stellen. Om over sommige dingen eens opnieuw na te denken, of we het nog wel goed zagen, of dat er, met de kennis van nu en in de wereld van vandaag, misschien nieuw licht op de zaken viel. Dat het niet eng was met elkaar te praten of het niet anders, of beter kon, eventueel. En soms misschien eens iets een beetje te veranderen, zelfs al zag je er zelf het nut niet van. Gewoon, voor de lieve vrede. Dat je het ook als teken van betrokkenheid bij de samenleving, van integratie, van saamhorigheid desnoods kon opvatten, wanneer zaken ter sprake werden gebracht. Dat we immers in een vrij land leefden. Waar juist bijna alles mocht.
Maar hij deed het niet, de man. Hij onderdrukte zijn aanvechting, slikte zijn ergernis in en ging op zoek naar de spekjes, voor bij het etensmaal.

maandag 14 november 2016

Uitstel





Zo af en toe werd de man door zijn jongste zoon uitgedaagd tot een wedstrijdje armpje drukken. Typisch mannendingetje natuurlijk. Kijken wie het sterkste is. Het verste kan. De grootste heeft.
Testosteron en macho en zo, dus niet goed te praten waarschijnlijk, qua feminisme, maar daar had zijn jongste zoon geen boodschap aan. De man volgde dat ook niet meer zo heel erg trouwens. En die jongen had daar nou eenmaal af en toe behoefte aan, op zijn leeftijd, een krachtmeting met zijn vader. Kijken wie de sterkste was. Of hij al de sterkste was. Groar! Dus: ellebogen op tafel!
De laatste keer, een jaar geleden zal het geweest zijn, misschien wel langer, was de man nog met de schrik vrijgekomen. Voor nu zag hij zijn geest al zweven. Zijn jongen stak anderhalve kop boven zijn vader uit - hij moest bukken om de oude man gedag te kussen - en was vier avonden per week in de sportschool te vinden, waar hij steeds grotere gewichten stond te deadliften.
De man bezocht tegenwoordig dan ook wel de sportschool, maar dat mocht eigenlijk ook weer geen naam hebben. Dat was meer de vergeefse en te laat ingezette strijd tegen het verval. Nee, hij maakte zich op om het onvermijdelijke waardig, en met gepaste trots te ondergaan. Bijna zeventien, was zijn jongste. Een goed moment, voor zoiets.
Maar het hoefde nog niet. Tot zijn eigen verbazing.
Hoewel verder alles wat hij als vader ooit te berde bracht onmiddellijk en compromisloos in twijfel werd getrokken, en hij voor zijn zoons allang niet meer de man was die hij ooit in hun jongensogen geweest was, was hij tot nader order dus nog wel de sterkste papa van de wereld. En, hij gaf het toe, dat deed zijn vaderhart goed.
Wel jammer dat zijn vrouw óók nogal verbaasd bleek. Nog verbaasder dan hijzelf, eigenlijk. Daar baalde hij wel een beetje van ja.
Ook een mannendingetje, waarschijnlijk.

maandag 24 oktober 2016

Niet genieten






Tijdens de eerste zonovergoten herfstwandeling van het seizoen waren zijn vrouw en de man verzeild geraakt in een hippe strandtent, op het betere strand. Voor het bijbehorende kommetje soep. Noordzeevissoep, om precies te zijn.
Het was behoorlijk druk in de hippe strandtent, een tafeltje voor twee zat er zo één twee drie niet in. Zijn vrouw en de man namen daarom min of meer noodgedwongen plaats op een zojuist vrijgekomen loungemeubel, een zeer langgerekt lederen kussen met te ver naar achteren geplaatste rugleuning, waarvan het de bedoeling was dat je jezelf er juist ongedwongen op drapeerde, wat nog niet meeviel met een vrij zware kom hete soep in de hand.
Het loungemeubel was zelfs zó langgerekt, en in L-vorm bovendien, dat het naast zijn vrouw en de man ook nog plaats bood aan een jonge vader met zijn zoontje, die zich zonder te groeten of notitie van hen te nemen aan hetzelfde, in verhouding tot de bank vrij kleine salontafeltje installeerden. Knie aan knie zat de man daar met de jonge vader.
De jonge vader was gekleed in een robuust vest met opstaande kraag en daaroverheen een blauwe outdoorjas. Aan de voeten wandelschoenen die nog niet veel hadden meegemaakt en op het nonchalant net niet geschoren hoofd zo’n ten onrechte opnieuw in de mode geraakte platte pet. Een flat cap, heette het nu waarschijnlijk, voor dat geld.
De jonge vader had er duidelijk niet al teveel zin in. In zijn zoontje. Hij was er misschien mee opgescheept, door zijn ex, op zijn vrije dag, terwijl hij eigenlijk heel andere plannen had.. dat wist je natuurlijk niet, maar het was goed te zien dat hij er niet op was ingesteld er dan toch maar iets van te maken.
De man snapte er niks van, want het was een aandoenlijk zoontje, met een ferme snottebel en zijn donkere haar door de war. Een kilo zand in zijn laarzen. Maar met hoeveel aanstekelijke verwondering het zoontje de hippe strandtent ook van commentaar voorzag, met hoeveel ontroerend kinderlijk enthousiasme hij zijn warme chocolademelk met slagroom ook hapje voor hapje naar binnen lepelde, hoe aanmoedigend hij zijn zwarte kijkers ook op zijn vader richtte om antwoord, de jonge vader reageerde verveeld en afwezig op zijn vrolijk gebabbel. Liever bladerde hij door de krant.
Sukkel! Dacht de man. Enorme sukkel! Geniet er nou toch van! Nu het nog kan. Straks is hij vijftien, straks is hij veertien, en dan is dit allemaal voorbij. Voor altijd voorbij.

donderdag 30 juni 2016

Een geheim transport




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

dinsdag 28 juni 2016

Wiens bier men drinkt

Tegenover elkaar in de trein zaten twee mannen. Stoere mannen. Werkmannen. Zware schoenen, stevige knuisten, bakkebaarden. Op het tafeltje tussen hen in stonden zes bierblikjes - halve liters van een bedenkelijk merk - waarvan er vier met krachtige hand waren samengeknepen. Zoals echte mannen dat doen. Niet om ruimte te sparen in de oranje bak, maar om aan te geven dat het leeggedronken is. Dat je het eventueel als asbak kon gebruiken.
Leeggedronken door de mannen, nam ik aan, want aan nummer vijf en zes waren ze bezig. Het was twee uur ’s middags en het was de trein uit Den Helder, die dus, gerekend van waar ik instapte, niet veel langer dan 15 minuten onderweg kon zijn want hij was zowaar op tijd. De mannen hielden er een straf tempo op na, en het zat er vroeg voor ze op. Ze zouden ook wel middenin de nacht begonnen zijn waarschijnlijk. Zulke mannen leken het mij wel. En ze hadden het over het werk.
De man die het hoogste en luidruchtigste woord voerde sprak rap Engels met een nogal Schots aandoende tongval. Al kon het net zo goed Iers zijn, dat houd ik nooit uit elkaar. Dat maakt verder ook niet zoveel uit, de lange redevoering die de man afstak was er moeilijk door te verstaan. Voor mij, in elk geval. Wat ik er wel uit kon opmaken was dat de spreker erg content was over het eigen functioneren, zeker wanneer hij dat vergeleek met anderen, die aan dezelfde klus werkten.
De tweede man sprak niet veel. Aan zijn uiterlijk te zien kwam hij uit zuidelijke streken. Omdat hij precies leek te weten waar de ander het over had, of in elk geval op die manier werd toegesproken, nam ik aan dat ook hij aan de klus had gewerkt. Hij dronk zijn bier en lachte wat, maakte veel instemmende geluiden. Herhaalde af en toe iets dat gezegd werd. Het Engels waarin dat gebeurde deed de vraag rijzen of hij de monoloog van zijn metgezel inderdaad zo goed kon volgen als waar die blijkbaar vanuit ging. Hooguit de strekking, dacht ik. Maar die was dan ook duidelijk genoeg. Net als de verhoudingen.

maandag 27 juni 2016

Eind niet al goed

Goed, dan word je dus bijna doodgereden door een brommer. Op klaarlichte dag nota bene, een prachtige, zonnige dag bovendien. En zo goed als in de schaduw van de kerk, óók nog eens een keer, of de duvel ermee speelt.
Nou goed, je wordt dus bijna doodgereden.. door een brommer.. maar.. dat is dan nog tot dááraan toe. Of, tenminste.. ja.. nee.. je schrikt natuurlijk. Man! Je schrikt je te pletter. Een hartverzakking, houd je eraan over. Komt zo’n jongen opeens recht op je af scheuren, op z’n knetterende crossbrommer. Aan jouw kant van de weg. Voor hem dus de verkeerde. Omdat hij te cool is, waarschijnlijk, om gewoon braaf en rustig met de S van de weg mee te rijden. Of omdat hij te hard rijdt om dat voor elkaar te krijgen. Dat kan ook. Omdat hij het wel bij zijn masculiene, sportieve rijstijl vindt passen om in één rechte streep twee bochten tegelijk af te snijden, en jou - een grijze ouwe lul op de fiets - daar meteen eens een beetje bij te laten schrikken. Heeft hij gelijk weer een mooi stoer verhaal, om aan zijn matties te vertellen. Met die wezenloze, holle lach van opgeschoten jongens onder elkaar.
Of misschien heeft hij je wel helemaal niet eens gezien, met zijn door adrenaline verduisterde blik. Of wel, maar je kop staat hem niet aan. Of je jasje. Of je kijkt iets te lang in zijn richting.. met nét de verkeerde gelaatsuitdrukking.. weet jij veel wat er in die halfdoodgeblowde, door hormonen en energydrankjes vertroebelde puberhersens omgaat? Zien kun je het in dit geval in elk geval niet want hij heeft een bijpassende integraalhelm met spiegelend glas op, een vorm van gezichtsbedekkende kleding waar je nou nooit eens iemand over hoort klagen, vreemd genoeg.
Als een groot, boos insect komt hij razend op je af. Je wijkt uit, voor zover dat kan, je raakt maar nét de stoeprand niet, je voelt de jongen op de brommer rákelings langs je heen gaan, het vermoeden van lijfelijk contact maar je wordt niet geraakt, je valt niet, je roept iets als: eikel, of: klootzak, en het loopt allemaal maar net goed af. Tien seconden duurt het, alles bij elkaar. Als het niet minder is. En je schrikt. Je schrikt je te pletter. Een hartverzakking.
Maar dat is dus niet het ergste.
Het ergste is dat je daarná nog een hele tijd bezig bent af te rekenen met je eigen machteloze woede. Je eigen kolkende gedachten over wat er had kúnnen gebeuren. Als het net níet goed was afgelopen. Als je wél was geraakt, als je wél was gevallen. Als je jongens daar dromerig breeduit slingerend naast elkaar hadden gefietst. Als een winkelende kleuter de straat op was gerend. Enzovoorts.
Zeker een uur raast er een niet te stoppen stroom boosaardige wraakscenario’s, strafprogramma’s en andere ongewenste borreltafelgedachten door je hoofd, voordat je weer een béétje terug bent bij het goede humeur waar je mee van huis was gegaan.
En dat is het ergste.
Want zóveel aandacht, dat gun je zo’n jongen niet.


Dit stukje stond al eerder op die weblog. In deze licht gewijzigde vorm las ik het voor als column van de week op de lokale radio.

woensdag 15 juni 2016

Jong grut

Hoe het zo gekomen was, was nogal een lang verhaal en het voerde ook zeker te ver om dat er hier ook nog allemaal bij te vertellen, maar op één of andere manier was de man dus terechtgekomen bij de musical Buurman en Buurman worden beroemd. Een musical voor kinderen, dat mag duidelijk zijn. Met zijn vrienden van de toneelvereniging.
Zelf maakte de man ook voorstellingen voor kinderen, als goedbedoelend amateur, dus ook vanuit dat perspectief was het logisch dat hij zich bij het uitje had aangesloten. Nu kon hij eens zien hoe dat professioneel werd aangepakt. En wellicht inspiratie op doen, je wist het maar niet.
Of de musical ook maar in de verte kon tippen aan de geliefde poppenserie op televisie, dat blijft hier discreet in het midden. Net als de vraag of de man met inspiratie naar huis ging. In elk geval had hij nu gezien hoe het eruit zag wanneer zoiets professioneel werd aangepakt. Verder had hij een bijzonder leuke middag gehad en dat was ook wat waard.
Waar het om ging, is het volgende:
Eén van de deelnemers aan het uitje, één van zijn toneelvrienden dus, was een moeder van drie kinderen in de leeftijdscategorie voor wie de musical zo ongeveer bedoeld was. Leuke kinderen waren het, en de man sloofde zich de hele treinreis naar het theater nogal uit om bij ze in een goed blaadje te komen, met grapjes en flauwe praatjes. Dat deed hij nou eenmaal graag.
Ook omdat de andere deelnemers aan het uitje voornamelijk mannen van boven de zestig waren, rekende de man zich gaandeweg rijk met het idee dat hij best nog voor een leuke jonge vader door kon gaan. Op zijn charmante routine, zogezegd.
Eenmaal aangekomen in de foyer van het theater bloeide zijn leuke jonge vaderhart nog wat verder op doordat het er krioelde van precies het soort aandoenlijk rondhobbelende peuters en kleuters zoals hij er zelf ook nog wel een paar zou willen hebben. Maar al snel drong de harde werkelijkheid tot hem door. Want al die snotapen die daar dan weer omheen liepen te draaien, met knuffels en zakdoekjes en bekertjes limo, dat waren natuurlijk de vaders van dat grut. De leuke jonge vaders. Waarvan hij, op zijn beurt, wel de vader had kunnen zijn.
Hij kon zich er maar beter bij neerleggen, besefte de man. Hij had zijn beurt ruimschoots gehad, met een eerste en een tweede leg. Binnenkort werd zijn eerste kleinkind geboren. En was hij een leuke jonge opa.

woensdag 1 juni 2016

I hear you knockin'




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

dinsdag 31 mei 2016

Met een mens

Goedgehumeurd ging ik op weg. Een tikkeltje ongebruikelijk misschien, met een reis van ruim twee uur voor de boeg, met het openbaar vervoer, met twee keer overstappen, ook nog, maar toch: ik had er zin in. Het klinkt onwaarschijnlijk, ik weet het, maar zo was het. En niet zonder reden. Ik ging vanavond namelijk uit eten met mijn dochter, die ik, omdat ze zo ver weg woont, nou ook weer niet dagelijks zie. Nu hadden we weer eens afgesproken en ik verheugde me op een vaderlijk avondje gezellig bijpraten. En aangezien ze tegenwoordig zwanger is, en ik dus binnenkort opa wordt, jawel, was er veel, en veel leuks, om uitgebreid over te praten.
Nog geen vijf minuten was ik onderweg, ik stond nét op perron 1, ingecheckt en al, met mijn goede humeur, of een nogal ontnuchterend omroepbericht gooide roet in het eten. Er werd melding gemaakt van een aanrijding met een persoon, verderop. Het treinverkeer was gestremd. Er reden voorlopig geen treinen meer in de richting van waar ik moest zijn.
Een aanrijding met een persoon. Dat is een eufemisme, dat weet iedereen. Het heeft, vind ik, altijd iets vreemds en ongemakkelijks, wanneer dat zo zakelijk wordt omgeroepen.
Een aanrijding met een persoon. Het had ook nu iets ongepasts, vond ik, zoals dat zo weinig discreet over de perrons en door de coupés werd gegalmd. Een aanrijding met een persoon. Daar hadden al die passagiers, die dat nu allemaal voor het thuisfront in hun telefoontjes stonden te herhalen, toch eigenlijk niets mee te maken. Dacht ik. Oók vanwege het gemopper en geklaag dat dan op die mededeling volgde. Van mensen die nu misschien een half uurtje om moesten rijden, via een ander station. Of wat langer moesten wachten, op het perron in de zon. Mensen die oprecht verontwaardigd niet begrepen dat er na vijf minuten nog altijd geen bussen waren ingezet.
Twee meisjes binnen mijn gehoorsafstand werden zelfs zéér verongelijkt schijtziek van mensen die voor de trein sprongen. Daar konden ze dus echt geen medelijden mee hebben, lieten ze luid en duidelijk horen. Konden die losers er thuis dan geen einde aan maken, waar niemand er last van had. Waar zíj er geen last van hadden.
Nou ja, ik vond het ook vervelend natuurlijk, dat mijn reis nu werd onderbroken, nog voor hij goed en wel was begonnen. Dat ik eigenlijk misschien ook maar beter rechtsomkeert kon maken. Dat mijn vaderlijk avondje uit erbij in leek te gaan schieten.
En ik vind voor de trein springen nou ook niet echt een discrete manier om het leven te beëindigen. Nee, dat heeft ook zeker iets ongepasts.
Toch kon ik, mijn medepassagiers zo aanhorend, ook niet anders dan bedenken hoe eenzaam en ellendig iemand zich moest voelen om die sprong te maken. En hoe eventuele achterblijvers zich altijd zouden blijven afvragen waarom. Waarom in vredesnaam? Hoe een machinist iemand al zag staan, en dan al wíst wat er ging gebeuren vóór dat het was gebeurd, maar niets meer kon doen om dat te voorkomen. Die dat maar moest zien te verwerken.
En dan was ik eigenlijk blij dat ík alleen maar een half uurtje vergeefs hoefde te wachten. En alleen maar weer naar huis hoefde. Naar mijn vrouw, en mijn kinderen.

Dit stukje stond al eerder op dit weblog. In bovenstaande, licht gewijzigde vorm las ik het deze week voor als column van de week op de lokale radio.

woensdag 18 mei 2016

Beeldend knutselaar

Une promenade pensive avec monsieur Giacometti.

Een foto die is geplaatst door Jos van Venrooij (@josvanvenrooij) op

zaterdag 30 april 2016

Mannendingetje





Ooit had ik een prima muziekinstallatie bij elkaar gespaard waar ik al die tijd erg tevreden mee was. Terugkijkend is dat wel alweer héél erg lang geleden eigenlijk, want gut, wat draaide ik daar toen allemaal op? David Bowie, Talking Heads, The Pretenders. Elvis Costello, Joe Jackson, The Jam. The Beat, niet te vergeten.
Later, in een toch óók al wel behoorlijk grijs verleden, begaven mijn boxen het als eerste en, met het verhaal dat ik eerst voor iets fatsoenlijks zou sparen, werden die voor zolang even vervangen door een even onooglijk als onoorlijk stelletje ongeregeld uit de kringloopwinkel. Later aangevuld met een dito versterker en cd speler omdat die het inmiddels ook één voor één niet meer deden. Alleen mijn platenspeler, die liet mij niet in de steek.
Jarenlang heb ik vervolgens mopperend maar laks, laks maar mopperend de vele ongemakken van mijn aldus aangespoelde stereo voor lief genomen. Geruis, gebrom, gekraak en gezoem. En heel in de verte nog het vermoeden van muziek. Trots ben ik er niet op, maar zo is het gegaan. Het laatste jaar, ik schaam me bijna het te vertellen, moest ik zelfs regelmatig flink op mijn versterker slaan, met de vlakke hand op de rechterbovenhoek, boven de volumeschuif, om toch ergens één of ander contact tot stand te brengen en dat vermoeden van muziek in elk geval nog uit twéé krakende boxen te laten komen. Tja.
Maar kortgeleden is de geest dan eindelijk over me gekomen. Of in mij gevaren. Of door mijn vrouw, die het gezeur langzamerhand misschien een beetje zat begon te worden, over mij afgeroepen of hoe je dat maar wilde bekijken, en heb ik spikpepernieuwe spullen aangeschaft. Het is heel erg een mannending natuurlijk, dat weet ik heus wel en sorry daarvoor dames, maar wát een verademing! Wát een verrijking van mijn leven! Dagen achtereen zat ik met een gelukzalige glimlach als gehypnotiseerd in mijn stoel, precies in het midden en op de voorgeschreven afstand en hoogte, het ene cd-tje na de andere langspeelplaat te beluisteren. Ik hoorde bliepjes en piepjes en knorretjes die ik nog nóóit gehoord had.
En dan zie je dus ook meteen maar weer eens hoe wonderlijk het menselijk geheugen werkt, vooral bij muziek. De raarste en onbeduidendste weetjes en wistjedatjes kwamen bovenborrelen, bij de oudste muziekjes. Want kijk maar, daar haalde ik dus een elpee van The Beat uit de hoes, jaren niet gedraaid, maar ik wist nog precíes dat bij déze elpee de etiketten verkeerdom geplakt zaten. En dat je dus kant B op moest zetten om kant A te horen.Tears of a clown. Hands off… she’s mine. Mirror in the bathroom. Daar zakte de naald in de groef. Haarscherp klonk het nostalgisch gekraak van vinyl door mijn nieuwe boxen. En werd Too nice to talk to ingezet. Het eerste nummer van kant B.
Het menselijk geheugen werkt dus helemaal niet wonderlijk, weet ik nu. Het doet gewoon maar wat.

Dit stukje stond eerder op dit weblog. Bovenstaande, licht gewijzigde versie las ik voor als column van de week op de lokale radio.

dinsdag 26 april 2016

Het eind van de wereld




Voor iedere stad, ieder dorp of gehucht waar het Nederlands Kustpad ons door voert, maken wij een limerick. Dat is het idee. Een wandellimerick, ons zelfverzonnen genre. En alles kan daarbij een aanleiding zijn. Een ontmoeting of een gesprekje, een toevallige passant, een opvallend uitzicht of inzicht. Een etalage, een uithangbord.. Alles, we zijn al met weinig tevreden.
Zwarte Haan. De Zwarte hoek. De weg ernaartoe is een doodlopende. Wanneer je die oprijdt, wordt je nadrukkelijk gewaarschuwd dat er geen keermogelijkheden zijn. En eenmaal aangekomen, na een lange, smalle slingerdijk, stap je uit in een indrukwekkende leegte. Drie huizen en een gesloten herberg: De Zwarte Haan. Meer is er niet. Enkel land, lucht en zee. Verder kun je niet. Alleen terug. Hier houdt het op. Hier is het eind van de wereld.
In Zwarte Haan zelf ziet men dat anders, getuige het informatiebord waarop deze plek als startpunt van het Jakobspad wordt aangemerkt. Het Jakobspad, de pelgrimsroute naar Santiago de Compostella, dat eindigt bij Kaap Finisterra. En als Kaap Finisterra het eind van de wereld is, zoals de naam beweert, dan moet Zwarte Haan wel het begin zijn. En zo is dat.


Het eind van de wereld

een wandellimerick

Het idee dan men bij De Zwarte Haan
aan het einde van de wereld zou staan,
dat vindt men ter plekke
toch echt van de gekke..
van hier heb je juist nog het hele eind te gaan.

maandag 25 april 2016

Wel en/of niet




















Wat is hier wel/niet verboden/toegestaan, wie en/of wat wel/niet uitgezonderd mits/tenzij hoe en/of wat en hoezo dan wel/niet?

zondag 24 april 2016

Er gaan veel makke schapen in een hok




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

dinsdag 19 april 2016

Van armoe zingend door de blubber




Zwarte Haan moet wel het eind van de wereld zijn, denken wij zo. Als we er met de auto op aan rijden worden we ruim van tevoren gewaarschuwd: we rijden een doodlopende weg in zónder keermogelijkheden. De lange en zeer smalle dijk, waarop men zich gelukkig prijst dat er geen tegenliggers zijn, eindigt na een bochtige rit ten slotte abrupt tegen de zeedijk. Links en rechts liggen nog twee of misschien drie huizen en een herberg, die De Zwarte Haan heet, en gesloten is, maar voor de rest is er de zee, het land en de lucht. Verder kun je niet. Alleen terug. Het eind van de wereld.
Zelf ziet Zwarte Haan het anders. Hier ziet men zich juist als het begin van de wereld. Start hier immers niet het Jacobspad? Het pelgrimspad naar Santiago de Compostella, dat eindigt bij Kaap Finisterra? En Finisterra, daar hoef je geen latijn voor gestudeerd te hebben, dat betekent uiteraard: Het eind van de wereld. De logica is van een charmante eenvoud.
Tot 1948 trouwens, was Zwarte Haan eind- noch beginpunt. Van de 16e eeuw tot aan dat jaar werd vanuit hier een veerdienst op Ameland onderhouden. We lezen het op een informatiebord. Samen met het weetje dat de naam Zwarte Haan niets te maken heeft met de mannetjeskip, hoewel die door de gelijknamige herberg dan wel weer pontificaal als logo wordt gevoerd, maar dat Haan hier waarschijnlijk een verbastering is van het woord Harne, dat hoek betekent. We staan in Zwarte Hoek, dus. Dat klinkt dan toch wel weer een klein beetje als het eind van de wereld.
Als we de dijk beklimmen vragen we ons eerlijk gezegd meteen af of het geen vergissing was vandaag te gaan lopen. Er staat een snijdende wind die dwars door onze jassen gaat, en het is stervenskoud. De lente was dit jaar niet verder weg dan vandaag. Dat wordt flink doorstappen. We mijden de kruin van de dijk en lopen ons vastberaden warm over het schuin weglopend asfalt aan de wadzijde. Met links de blik over de kwelder. De grootste kwelder van Nederland, lezen we in het boekje. Al in de 16e eeuw begon men hier, ter verdediging tegen de zee, zogenoemde duikertsdammen aan te leggen, een soort golfbrekers die het vormen van kwelders bevorderden. In de zomermaanden kleurig begroeid, deze kwelder, met allerlei zoutminnende planten, aldus opnieuw het boekje, nu zwart en bruin uitgestrekt tot aan de Waddenzee in de verte. Het zou deprimerend zijn als het niet ook een zekere schoonheid had.


Net als we ons voorzichtig zorgen beginnen te maken hoe en waar we in vredesnaam even wat moeten eten, zonder te bevriezen, of - nog huiveringwekkender vooruitzicht - het hoognodige plasje kunnen doen, doemt in de verte een gebouw op waarvan de wapperende vlaggen doen vermoeden dat het een recreatieve functie heeft. Misschien een camping die er vroeg bij is, hopen wij. Allicht zal er een hoekje zijn waar we wat uit de wind kunnen staan. We zijn met weinig tevreden. Even later blijkt dit het nagelnieuw ogende kweldercentrum Noarderleech te zijn. Neergezet om de grootste kwelder van Nederland te ontsluiten voor de toerist. Dagelijks geopend tussen 9:00 en 17:00 uur. Je leest wel dat er ook mensen zijn die zich daar bozig zorgen over maken, dat de natuur altijd maar ‘leuk’ gemaakt moet worden, met bezoekerscentra, wandelroutes, laarzenpaden, educatieve bordjes en activiteiten voor de kids. Dat de natuur aldus genadeloos wordt verpretparkt. En onder andere omstandigheden zouden wij het daar best nog wel mee eens kunnen zijn ook, maar vandaag vinden we het wel best. Voor een prikkie halen we koffie en thee uit de automaat, we plassen op een kraakhelder toilet, eten ons broodje op überhip steigerhouten loungemeubilair en warmen gratis een beetje op. Als dank laten we een speciaal voor de gelegenheid geschreven wandellimerick achter in het gastenboek.
Of het als straf van hogerhand voor onze decadente pauze gezien moet worden weten we niet, maar als we weer naar buiten stappen, is het inmiddels gaan sneeuwen. Zeker als we landinwaarts trekken en de wind pal tegen waait, snijdt de sneeuw ons buitengewoon onvriendelijk in het gezicht. Onderlangs een rij van acht driftig boven ons uit wiekende windmolens worden we dwars door de weilanden, door de zompige blubber van tractorsporen langs halfbevroren slootjes naar Ferwert gestuurd. Het is een spannende route: de enkeldiepe modderplassen zijn niet altijd even makkelijk te ontwijken, het is glibberig en ongelijk terrein en onze dichtgeslibde en aangekoekte schoenen hebben nauwelijks nog grip. Het regent inmiddels gestaag. Linksaf, rechtsaf baggeren we door het Friese kleiland en vergeten ons voor te stellen hoe fraai dit stuk zou zijn wanneer de zon er op zou schijnen en het zou geuren naar vers gemaaid gras, of akkerbloemen.


Aangekomen in Ferwert zijn onze vingers verstijfd en onze kleren doorweekt. Het leuke is er dan wel vanaf. Met nauwverholen tegenzin slepen we ons naar Hegebeintum, waar de auto nou eenmaal staat. Het zelfverzonnen lied waarmee we de stemming er zojuist nog aardig inhielden, wordt niet meer gezongen en een wandellimerick voor Ferwert zit er niet meer in. We besluiten er de volgende etappe dan maar opnieuw te beginnen, om het plaatsje alsnog recht te doen.
Ook Hegebeintum, waaraan ondanks alles duidelijk valt te zien dat het de moeite waard is, gunnen we vandaag geen verder onderzoek. Druipend en verkleumd vallen we er het bezoekerscentrum binnen, waar we hartelijk en met mededogen worden ontvangen met speciaal voor ons gezette koffie. Als de dienstdoende heren horen dat we zijn komen lopen van Zwarte Haan schudden ze getweeën meewarig het hoofd. Gelopen vanaf de Zwarte Haan, herhalen ze. Jullie lijken wel gek. Nou goed, helemaal ongelijk kunnen we ze vandaag ook weer niet geven.



Een verslag van een wandeling langs het Nederlands Kustpad, van Zwarte Haan naar Hegebeintum, gelopen op dinsdag 1 maart 2016. Meer van het Nederlands Kustpad op www.samenuitenthuis.wordpress.com

dinsdag 12 april 2016

De zeehond




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

maandag 11 april 2016

Stukcjes




Kipstukcjes. Het staat er echt. Twee keer zelfs. Dat heeft iemand dus bedacht. Dat deze vegetarische brokjes kipvervanger kipstukcjes moeten heten. Daar heeft misschien wel een heel team creatieven een week of langer op zitten broeden, en brain zitten stormen, voor een hoop geld, en die hebben het uiteindelijk met z’n allen een goed idee gevonden. Kipstukcjes. Jongens, we hebben ‘m hoor: Kipstukcjes.
Dat het kip moet heten als je er juist trots op wilt zijn dat het dus géén kip is, dat vind ik al raar. Maar goed. Dat zal dan wel zijn omdat de klant nou eenmaal niet eet wat hij niet kent. Die moet dus gerustgesteld worden dat hij dat enge plantaardige spul zonder E nummers gewoon kan eten, omdat het naar kip smaakt. Omdat dat in elk geval de bedoeling is, dat het naar kip smaakt. En dat je dat ook tegen je gasten kunt zeggen, als ze niet willen eten wat je ze voorzet: het zijn stukjes kip.. zonder kip! Jaja.. stukjes kip zonder kip.
Het zijn dus stukjes, begrijp ik.
Oh nee.. stukcjes. Met k c.
Projectontwikkelaars en gemeentebesturen doen dat ook. Overal potsierlijk authentiekerige extra letters tussen plakken, om een stukje historische, bourgondische achtergrond te suggereren bij hun fantasieloze catalogus-appartementencomplexen, en ze zo enig nepcachet mee te geven.
’s-Graevenstaete. Brouckhove. Dat werk. Projectontwikkelaars en gemeentebesturen, daar dient men dan ook zéér wantrouwend tegenover te staan. Die hebben niet het beste met de mensheid voor. Daar zou ik niet mee geassocieerd willen worden, met mijn kipstukcjes. Maar bovendien: stukcjes, dat slaat als een tang op een varken uit de bio-industrie. Het is fout! Het bestaat niet. Zelfs als het oud-Hollandsch bedoeld is, is het fout want driehonderd jaar geleden bestond het ook al niet. Het is ideeënarmoede! En taalverloedering! En dat vind ik niet lekker, al was het 1000% plantaardig.
En dan nog iets: hoezo besparen deze kipstukcjes mij eigenlijk 10 minuten wandelen? Liggen de echte kipfiletjes soms 10 minuten wandelen verderop in de koeling? Ik weet natuurlijk heus wel wat er bedoeld wordt, maar ik heb helemaal geen bezwaar tegen wandelen. Sterker nog, ik hóud van wandelen. Ik ben een wandelaar. En wandelen, dat weten ze bij de verantwoorde plantaardige kippenfabriek zonder E nummers blijkbaar niet, wandelen is gezond! Voor lichaam en geest. Lekker met je kop in de wind of je bol in de zon.. heerlijk! Wandelen, dat kún je eenvoudig niet teveel doen. Daar wil je helemaal geen 10 minuten op besparen, dat doe je met liefde en plezier 10 minuten extra. Dus als je daar blijkbaar plofkip voor moet eten, dan moet dat maar.

zaterdag 9 april 2016

Veel plezier




















Alle andere spelen zijn toegestaan, mits de uitrit wordt vrijgelaten. Wij wensen u veel plezier.

donderdag 7 april 2016

De thuisblijver heeft ongelijk

Mag ik ook nog even wat zeggen over dat referendum? Normaal ben ik niet zo van de meningen en de actualiteit, op dit weblog, en iedereen is er al lang en breed schijtziek van natuurlijk, van al die verhalen voor en tegen, maar er moet me iets van het hart. Daarna houd ik er meteen weer mee op, dat beloof ik.
Kijk, de uitslag ligt nu op tafel. Dat is nee geworden. Tja, dat zat erin. En nu steken allerlei mensen hun vinger op om te beweren dat dit niet democratisch is. Dat het een flauwekul-referendum is, omdat de initiatiefnemer een rare bril en een matrozenpetje op heeft. En omdat de initiatiefnemers zelf nee-stemmers zijn. Dat de gemiddelde nee-stemmer een schreeuwer is, die om de verkeerde redenen nee stemt. Vanuit de onderbuik namelijk, om te pesten. En: dat toch maar mooi de overgrote meerderheid van de bevolking is thuisgebleven, waarmee dan allerlei signalen zouden zijn afgegeven. Signalen waar óók naar geluisterd zou moeten worden. Omdat nu dus in feite een relatief kleine minderheid de beslissing neemt dat het nee moet worden. Dat dat toch niet eerlijk is.
Maar ja.. dat is het dus wel. Eerlijk, bedoel ik. Want het was misschien dan wel een flauwekul-referendum, het was wel een écht referendum. En alle regels stonden al lang van tevoren vast, dus.. Dan kun je heel recalcitrant gaan zitten vinden dat het allemaal nergens op slaat en veel te veel kost en er lekker niet aan meedoen, maar dat schiet dus niet op, zoals blijkt.
Terwijl het eigenlijk heel makkelijk was. Dat verdrag waar het allemaal om ging, was al goedgekeurd door onze democratisch gekozen volksvertegenwoordiging. Als je het nee-roepend en flauwekul-referendum organiserend publiek dus de wind uit de zeilen had willen nemen, had je alleen maar even naar het stembureau hoeven lopen en ja hoeven stemmen. Mij kostte het hooguit tien minuten van mijn kostbare tijd, inclusief het opzoeken van mijn stempas. En dan had er allicht een andere uitslag op tafel kunnen liggen. En was er misschien wél een signaal afgegeven. Een signaal aan de onderbuik-elite. Het signaal dat wíj er ook nog zijn: de gematigde, weldenkende mens van goede wil.

woensdag 6 april 2016

Stemgedrag




















Kijk, als je je burgers serieus neemt, en het ze bijvoorbeeld toevertrouwt zich weloverwogen voor of tegen zoiets ingewikkelds als een associatieverdrag met een ver, vreemd land uit te spreken - en waarom zou je dat niet doen tenslotte - dan zou je ze eigenlijk weer niet met dit soort stuitend infantiele en betuttelende rijmpjes moeten aanspreken. Had ik nét mijn recalcitrantie overwonnen, en dus toch maar mijn stempas opgezocht, kon ik weer helemaal overnieuw beginnen..

maandag 4 april 2016

Ufo's boven de kwelderwal




Oosterbierum ligt er niet op z’n voordeligst bij vandaag. Vóór we uit de auto stappen, ruiken we het al: een gênante putlucht die zwaar over het dorp hangt. Voor de St Joriskerk ligt een flink stuk straat opengebroken te wachten tot het vrije weekend voorbij is. Tegen een hek staat een groepje verweerde putten zich modderig en verroest in het onvermijdelijke te schikken, met een schuin oog op het torentje blinkend nieuwe soortgenoten dat met uitsloverig machtsvertoon klaar staat om het over te nemen, maandag. Tot dan is het verstandig met een bochtje om Oosterbierum heen te lopen, en dat is wat we doen. Over de Fiskerlaene rechtstreeks naar de zeedijk langs de Waddenzee.
Dat het nogal mistig is, is eigenlijk niet zo erg. Dat geeft de uitzichten onderweg iets extra’s, een zachte gelaagdheid en iets mysterieus, ook dankzij de silhouetten van de kale bomen die met een precies pennetje in het grijzige landschap getekend lijken.
Schijnbaar eindeloos slingert de grasdijk zich de verte in. Links het langzaam maar zichtbaar droogvallend wad, een schitterend uitzicht dat in vele kleuren geel en bruin als een aquarel in de grijsblauwe lucht wegloopt. Het natte zand blijft achter in de grillige vormen van hersenkwabben, vingertoppen na een lang warm bad. Verderop ligt aan de voet van de dijk een mini-archipel van bijna perfect cirkelvormige eilandjes, borstelig begroeid met gelig gras. En er zijn natuurlijk de diepzwarte golfbrekers die naar de einder reiken, kaarsrecht of met een lichte buiging, hunkerend naar de zee.
Het landschap rechts is weids, afwisselend groen van gras en glanzend bruin omgeploegd. Met op gepaste afstand van elkaar grote boerderijen, waardoor het ook weer niet leeg wordt. Er zijn er altijd een paar in beeld, omgeven door ieder een eigen kring hoge bomen, die veel wind vangen immers. Langs de sloten staat goudbruin het riet van de zomer ervoor. Aan de horizon het wazig beeld van de toren van Tzummarum.


Lopend op de kop van de dijk, pal in de wind, is het goed te voelen dat vandaag een winterse dag is. Het is bij vlagen bar koud. Snijdend koud. Op het onaangename af eerlijk gezegd. Na verloop van tijd vervolgen we onze weg dan ook aan de voet van de dijk, in de luwte. Maar dat is pas na Koehool, want eigenlijk willen we het wad niet kwijt uit ons blikveld. Koehoal, ja, we lachen erom, flauw en oneerbiedig. Maar we mijmeren ook over hoe het zou zijn hier te wonen, met de Waddenzee voor de deur, steeds weer vol en leeglopend in een eeuwig ritme. Wat zou dat met je doen? Zou ons leven anders zijn? En zouden we dat willen? Het zijn vragen die zomaar boven kunnen komen drijven, tijdens de betere wandeling. Naast de meer concrete vragen onderweg. Zoals die drie grote koepels, die we iets van de dijk zien staan. Enorme koepels, beter gezegd. We denken dat het mestsilo’s zijn. Fraai is het niet. Het detoneert wat, in het plaatje. Het geeft te denken, bovendien. En niet alleen over ons natuurlijk te romantisch beeld van het platteland.
Verderop nog zo’n raadselachtig gebouw trouwens, maar dan zijn we al wel een heel eind richting St Jacobiparochie. Een nogal plompe vierkante toren staat daar, met een ongeveer even grote grijze bol erop. Op internet zien we onze vermoedens al snel bevestigd, dit is iets militairs. Het is Radarpost Noord, van de koninklijke luchtmacht. Hier wordt over onze veiligheid gewaakt, mag je aannemen. En dat is misschien maar goed ook, gezien de ook op internet gevonden berichten dat in het luchtruim boven St Jacobiparochie meer dan eens Ufo’s zijn gesignaleerd. In 1974 bijvoorbeeld zag een in zijn woonplaats als zeer betrouwbaar bekend staand heer ‘een verschijnsel in de vorm van een schotel, dat aan de zijkanten een fel licht uitstraalde, van dezelfde kleur, maar met een grotere intensiteit dan de verlichting van het verschijnsel zelf, dat geelwit van kleur was’. Ook is er sprake van ‘een ovaal verschijnsel met een kop en zeer veel kleuren dat zeer lang werd waargenomen’. En nog in 2012 maakte een mevrouw op weg naar de kapper melding van ‘een Object dat met een langzame snelheid laag over de radarpost vloog maar in het donker helaas heel moeilijk te zien was’.
Net voorbij Koehool treffen we nog een wit, half in de dijk ingegraven kaboutergebouwtje. Het ziet er best vriendelijk uit, met zijn deurtje en zijn raampjes. Spelende kinderen op zijn dak. Maar het is een laatste overblijfsel van een bunkercomplex dat de Duitse bezetter hier halverwege de oorlog bouwde, en dat onderdeel uitmaakte van de luchtverdediging langs de kust. Het staat er nog omdat de plaatselijke bevolking zich, ruim na de oorlog, met besturen en klankbordgroepen verzette tegen de sloop. Opdat wij niet vergeten.


Vanaf hier trekken we landinwaarts. Over een uitgebreid netwerk van vriendelijk met het landschap mee bewegende dijkjes, langs meanderende slootjes met gedrongen boompjes bereiken we met de Griene Dyk uiteindelijk St Jacobiparochie. Het Bildt, heet het gebied waar we doorheen lopen. Voormalig graanschuur van Fryslan en geboortegrond van de Bildtstar aardappel. Een zeer oud poldergebied, waar de polders luisteren naar functionele namen als Zuidwester- en Noorderpolder. Na een tijdje valt het ons op dat het terrein eigenlijk best wel glooit, iets dat je nou niet direct rijmt met polders, en Friesland. Een verklaring vinden we in de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Ooit lag hier de Middelzee, die in de loop van het verleden echter langzaam verlandde, kwelders en kwelderwallen vormde en vanaf de late Middeleeuwen verder definitief werd ingepolderd door kolonisten uit Zuid Nederland. Dat laatste is dan nog weer merkbaar aan de katholieke inslag van het gebied, met al zijn parochies, aan de fruitteelt die destijds werd geïmporteerd en hier en daar nog stand houdt, en aan het feit dat in dit gebied blijkbaar een eigen Hollands-Fries dialect wordt gesproken, al hebben wij dat zelf niet gehoord.
In de ijdel blijkende hoop op een kop koffie lopen we St Jacobiparochie even in. Ook om de kerk even te bekijken trouwens, waarvan we de malle toren al geruime tijd boven de einder uit zien steken. Een uitzinnig okergeel geverfd geval is het, dat met zijn dorische zuilengalerij en zijn ronde torenspits op pootjes erg zijn best doet om onNederlands te lijken. Aan ons is het niet zo besteed, maar goed. De Groate Kerk is inmiddels een kultureel sintrum geworden en huisvest onder meer het pelgrimsinformatiecentrum St Jacob. De kerk presenteert zich als het officiële Friese startpunt voor de beroemde pelgrimsroute naar Santiago de Compostella. Als we later op de dag Zwarte Haan bereiken, lezen we daar in een soortgelijk bericht echter dat híer, in Zwarte Haan, gestart moet worden. Kijk, ons maakt het verder niet uit, wij bestellen warme chocolademelk in de herberg en aanvaarden daarna de thuisreis, maar de pelgrim, aan het begin van zijn zoektocht naar zingeving en betekenis, heeft misschien toch behoefte aan duidelijkheid.




Een etappe van het Nederlands Kustpad, van Oosterbierum naar Zwarte Haan, gelopen op zaterdag 13 februari 2016

zaterdag 2 april 2016

Voorjaar

Voor mij uit, tussen de eeuwige schappen van de supermarkt, liep een bekend gezicht. Daar liep iemand die ik ergens van kende. Niet heel goed, en het was van alweer een tijdje geleden, maar toch.. Het was een vrouw. Een leuke, jonge vrouw. Een opvallende en vrolijke verschijning in een paarse jas en met kortgeknipte, rode haren in een springerige coupe. Een wakkere blik en een zwierige tred. Het soort vrouw waar ik, als man, als het zo uitkwam, dan wel eens zo’n beetje achteloos een praatje mee aan probeerde te knopen. Waarom niet? Met een grapje of zoiets. Voor de aardigheid. Om mij even in haar aandacht te koesteren. En te laten zien natuurlijk, dat er ook een hele leuke jonge man aan mij verloren is gegaan.
Ach ja, het voorjaar hangt in de lucht, dat zal het zijn.
Het lastige was nu alleen dat ik mij verdorie niet meer kon herinneren waar ik haar dan van kende. Was het een moeder van het schoolplein nog, uit de tijd dat ik daar dagelijks stond? Nee, waarschijnlijk toch niet, dat was te lang geleden. Werkte ze in een winkel, een café, het één of andere restaurant? Tja.. wie zou het zeggen.. De bibliotheek misschien, of de boekhandel? De kapper desnoods? Was het een kennis van een kennis? Het kon allemaal, ik wist het niet meer..
Zelfs drie volle gangpaden verder, langs de koffie en de thee, het broodbeleg, de rijst en de pasta en de indische produkten, had ik nog altijd géén idee. En ik besloot noodgedwongen dat dit gezellige praatje dan maar aan mijn neus voorbij moest gaan want een praatje waarbij je eerst omzichtig uit moest zien te vissen met wie je het praatje eigenlijk stond te houden hoefde niet per se gezellig te worden en met ‘kennen wij elkaar niet ergens van’ hoefde ik natuurlijk niet aan te komen. Zóveel wist ik er dan ook nog wel van. En ach, zó erg was het nou ook weer niet. Er was, behalve ikzelf, geen man overboord.
Berustend in mijn lot concentreerde ik mij verder op mijn boodschappenlijstje, de dagelijkse maaltijd van vandaag, en zette het geval uit mijn hoofd.
In de enige rij bij de kassa’s zag ik haar echter opnieuw. Twee halfvolle karren voor mij stond zij haar boodschappen af te rekenen. Maar mijn kwartje viel nog steeds niet, om het zo maar eens uit te drukken. Zelfs haar aandoenlijk onhandig geklungel met haar pinpas en de charmante verontschuldigende glimlach daarbij hielpen mij niet verder.
Bij het weglopen draaide ze zich nog even om, om te zien of ze niets was vergeten waarschijnlijk, ze kende zichzelf misschien, en zo keek ik haar dan bij toeval alsnog recht in de mooie ogen. Ze had mooie ogen inderdaad. Een duidelijke blik van herkenning lichtte er in op. Een vrolijke lach brak door op haar frisse gezicht, en mijn voornaam zong door de supermarkt. Of alles goed was, vroeg ze nog, en ik riep terug van ja. Dat alles goed was, met mij. Gelukkig liep ze wuivend door, naar buiten, het voorjaar in. Ik wist nog steeds niet wie het was.


Dit bericht stond al eerder op dit weblog. In bovenstaande, lichtgewijzigde vorm las ik het voor als column van de week op de lokale radio.

dinsdag 29 maart 2016

Bromsnor




















Picknicken kan alleen worden toegestaan op de daarvoor door de bevoegde autoriteiten aangewezen plaatsen. Het gebruiken van zelf meegebrachte etenswaren en/of consumpties is hier bij wijze van uitzondering toegestaan. Wij wensen u een aangenaam verblijf, en smakelijk eten.

vrijdag 25 maart 2016

De hete adem van de ongeduldige meute




Goed, wij dus naar Jheronimus Bosch, in het Noordbrabants Museum. Met het hele gezin, want de schilderijen van Bosch, boordevol uit duistere games weggelopen griezels en hellemonsters met hun obscure bloeddorstige bezigheden en onfrisse aberraties, leken ons wel geschikt om onze puberzonen weer eens iets langer een klein beetje te interesseren voor zoiets not cools als kunst. Een mooie aanleiding om ze langs de neus weg meteen iets meer te vertellen over middeleeuwse kunst en symboliek, en ze bovendien te wijzen op de verfijnde techniek en de gedetailleerde precisie van deze schilder. Hoe die de Middeleeuwen in zijn eentje ver vooruit was. Wat een vrijgevochten kunstenaar dit evengoed was, al was het een stoffige Middeleeuwer. Ik verheugde me erop dit samen met hen te ontdekken.
Dat zat er niet in helaas.
Twee puberzonen meelokken naar een museum, met het vooruitzicht van een dagje uit in Den Bosch, dat lukt nog, ze zijn van goede wil, net als hun vader. Maar ze gaan dan echt niet ook nog eens uitgebreid geduldig met papa in de rij staan om in de búúrt van één van die schilderijen te komen. En dat dan dus twintig keer of zo. Niet chill. Met een joviaal we zien je zo fladderen ze in hun eigen tempo uit beeld, de zalen door. Bezien de drukste schilderijen vanachter de mensenhaag die ervoor staat, slaan zo hier en daar misschien eens iets over en hebben waarschijnlijk het meeste oog voor de bewegende beelden op de talrijke tv schermen.
Mijn vrouw ziet in dezen evenmin heil in een poging bij elkaar te blijven en kiest ook haar eigen gang.
Ikzelf krijg als laatste door dat het inderdaad geen kwestie is van in de rij blijven staan tot je bij een schilderij bent. Er is namelijk geen rij, behalve het brave rijtje mensen zoals ik, die dat nog niet beseffen. Bij wie het maar langzaam wil doordringen dat er slechts één manier is om een glimp op te vangen van de van heinde en verre naar hier verscheepte topstukken. Dat ook hier, in de tempel der beschaving, de wet van de jungle geldt.
Er zit dus maar één ding op.
Zo beleefd als mogelijk vecht ik mij bij ieder topstuk naar voren. Sorry en pardonnend wring ik mijn schouder in iedere opening die ontstaat wanneer iemand anders de compacte samenscholing juist wil verlaten, wat al even moeilijk is. Ik negeer een voortdurend innig lijfcontact, ook op rare plaatsen, met zeer uiteenlopende mensen. Trotseer de merkwaardigste lichaamsgeuren, van bedorven pepermuntjesadem en witte wijn bij de lunch, via okselbeharing en oude dames odeur tot knoflook en zelfs een scheet aan toe, dames en heren. Alles voor de kunst. En wanneer ik eindelijk oog in oog sta met de oude meester, sta ik dapper wang aan wang met iemand anders. Rechts voel ik plotseling het raspend baardhaar van een meneer, links kriebelen de henna lokken van een mevrouw mij de neus. En in mijn nek voel ik de hete adem van de ongeduldige meute.
Wel een Jeroen Bosch waardig tafereel, feitelijk, al dat gedrang. Al die mensen, verzonken in hun koptelefoontjes, met lichtgevende schermpjes in de hand, die elkaar verdringen voor een blik op het meesterwerk, een blik die ze de ander maar nauwelijks gunnen.. het lijkt verdomd veel op een eigentijdse hel. L’enfer, c’est les autres, tenslotte. Bij De Hooiwagen loopt het geschilderd middeleeuws hebberig en afgunstig volk helemaal naadloos over in de culturele elite van de 21e eeuw. Het bewijst eens te meer dat Jheronimus zijn tijd ver vooruit was. Of dat er sinds de Middeleeuwen soms maar weinig veranderd is.
Had dat nou niet anders gekund, vraag ik mij af. Beter, bijvoorbeeld. Een meneer in een lichtblauwe trui en met deftig wit haar vindt ter plekke van wel. Met enige beschaafde stemverheffing doet hij het voorstel dat iedereen twee meter afstand tot het schilderij bewaart, zodat meer mensen het beter kunnen zien. De achterste rijen knikken instemmend en vallen de meneer mompelend bij. De voorste rijen niet. Die staan met hun neus op het glas te genieten. De meneer ziet het verbijsterd aan. ‘U heeft het niet gehoord hè?’, veronderstelt hij dan maar, machteloos sputterend. Hij kan niet begrijpen dat men doof is voor de redelijkheid van zijn idee. Terwijl het natuurlijk geen reëel voorstel is. De schilderijen zijn zo vol en rijk gedetailleerd dat ze er juist om vragen ze van dichtbij te bekijken. Je zou jezelf tekort doen door er op twee meter vanaf te gaan staan. De reden waarschijnlijk dat er geen streep op de vloer staat, of een hekje. Het Noordbrabants Museum wil de bezoeker niet tekort doen. Of dat gelukt is, staat te bezien. Deze bezoeker voelt zich in elk geval een beetje bekocht, en zou met liefde een hogere toegangsprijs betalen voor museumbezoek waarbij het wél mogelijk is het tentoongestelde ook inderdaad te zien.

woensdag 23 maart 2016

Kent geen tijd

Hoog genoteerd op de lange, lange lijst met dingen waar de man een hekel aan had, stond een bezoek aan de apotheek. Daar had hij zelfs niet alleen meer een gewone hekel aan, maar een afschuwelijke, gloeiende pesthekel. Een bezoek aan de apotheek, dat betekende in het aller-aller-allergunstigste geval minimaal twintig minuten lijdzaam staan wachten, met je volgnummertje braaf in je hand, zonder dat je ooit een idee kreeg waarom dat in Godsvredesnaam zo lang moest duren allemaal. Een bakker die - en nog zonder enige vorm van verontschuldiging ook - in dit tempo zijn klanten zou helpen, zou binnen een week failliet zijn. Al had hij nog zulk lekker brood. Maar goed, bij de apotheek ben je dan ook geen klant. Laat staan koning. Bij de apotheek ben je een verplicht nummer. En moet je genadebrood eten.
Deze keer had de man echter iets slims bedacht, al vond hij het zelf. Zodat hij niet weer een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij door hoefde brengen. Het was lekker fris lenteweer en hij had bedacht dat een wandelingetje vandaag wel eens een goed en gezond idee kon zijn. Zo kon hij het nutteloze met het aangename verenigen. Of het nuttige met het onaangename, zo u wilt. Bij de apotheek had hij zijn volgnummer genomen, geconstateerd dat hij elf wachtenden vóór zich had en snel, op basis van eerdere ervaringen, uitgerekend dat hij dus zonder enig probleem of risico op zijn minst een half uur zo niet drie kwartier over zijn wandelingetje kon doen. Monter stapte hij weer naar buiten en zich verkneukelend over zijn schranderheid liet hij de zuchtende en steunende wachtrij voor wat hij was.
Toen hij veertig minuten later opnieuw binnenstapte, waren er toch nog vier wachtenden te gaan. Hij had wel een uur weg kunnen blijven ook, bedacht hij spijtig. Al was het natuurlijk lang niet zo spijtig als wanneer hij zijn wandelingetje níet had gemaakt, en hier als een brave hond op zijn bot had staan wachten, al die tijd.
Toen er nog twee wachtenden vóór hem waren, stapte er een jonge man naar binnen die de man herkende als iemand die hij kende. De jonge man herkende hem ook en zo raakten ze aan de praat, en zoals die dingen gingen..  al snel was de man nu aan de beurt.
Binnen twee minuten had hij waar hij voor kwam - hij begreep werkelijk niet waarom het met vier geopende balies bijna een uur had moeten duren om elf wachtenden vóór hem weg te werken, als één en ander blijkbaar in twee minuten zijn beslag vond - en hervatte hij nog even zijn zojuist niet afgemaakte praatje, met de jonge man, die nog zeker tien wachtenden te gaan had. Uiteraard waaierde dit praatje flink uit, zoals die dingen gingen, laat dat maar aan de man over, en voor ze het in de gaten hadden, was de jonge man ook aan de beurt. En had de man even goed een halve ochtend in de zuchtende en steunende wachtrij doorgebracht.

maandag 21 maart 2016

Dichtertje




H
ij was er niet op voorbereid, de man. Onaangenaam verdoofd liep hij in de supermarkt de dagelijkse boodschappen te doen, zonder al teveel acht te slaan op wat er zoal aan winkelend publiek om hem heen drentelde. Daar werd hij namelijk ook niet vrolijker van, zo over het algemeen. En zonder het te willen overdrijven zou je kunnen zeggen dat de man vandaag niet direct in zijn meest opgewekte versie ten tonele verscheen. Bovendien was hij zojuist tot de deprimerende ontdekking gekomen dat Massive Attack, één van zijn favorietste bands, tegenwoordig als muzak in de supermarkt werd gedraaid. Wat hem het verontrustende gevoel had opgeleverd dat zijn muzieksmaak blijkbaar was afgezakt tot ver beneden mainstream, omdat Toto toch echt het meest vooruitstrevende en onaangepaste was dat hij ooit in de supermarkt had gehoord. En ook verder verkeerde de man vandaag in onvrede met het waarschijnlijk ook nog wel terechte idee dat hij zich in niets onderscheidde van zijn winkelende medemens. De ingedutte, grijzende modelburger uit de provinciestad. Hij was er, kortom, niet op voorbereid dat hij plotseling werd aangesproken, door twee meisjes van een jaar of twaalf, die hem op opgewonden toon en volume toe-kwinkeleerden dat “hij toch die dichter was?”
Maar het klopte wel, de man herkende ze nu. Een paar weken geleden was hij inderdaad als dichter op bezoek geweest bij een school, om voor te lezen uit eigen werk. Het was een piepklein, zieltogend dorpsschooltje van twee klassen geweest, maar dat had het niet minder leuk en bijzonder gemaakt. Zeker niet. Zo vaak kwam het bovendien niet voor dat de man mocht voorlezen uit zijn zeer ten onrechte zo goed als onbekend gebleven oeuvre, dus dat alleen maakte het al bijzonder genoeg, voor de man. En voor de meisjes blijkbaar ook, want die hadden hem herkend, achter zijn boodschappenkar met krentenbollen en broccoli. De man maakte een vrolijk praatje met ze, totdat ze zich rennend weer bij hun moeder vervoegden.
“Mam! Die man, dat is die dichter, die bij ons op school was!” schalde het tussen de schappen door, dat iedereen het wel moest horen. Zelfs de man. Zijn humeur klaarde er helemaal van op. Inderdaad, herinnerde hij het zich weer: je zag het misschien niet aan hem, maar hij was de dichter! Dichter, dat was hij! Hoe kon hij het vergeten?
En of het nog niet genoeg was allemaal, werd op de achtergrond ook nog eens Massive Attack gedraaid. In de supermarkt!
Wat een dag!

zondag 20 maart 2016

Carrièremogelijkheden




















Uit de serie: Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

vrijdag 18 maart 2016

De wonderbaarlijke David Bowie




Zou het mogelijk zijn nog één originele gedachte, een nog niet geformuleerd idee, een nieuwe invalshoek te vinden voor een stukje over het bezoek aan David Bowie Is, in het Groninger Museum? Nee natuurlijk. Bovendien, iedereen is zelf al geweest. Wie nu nog niet geweest is, wie er nog niets over gezegd of geschreven heeft, heeft waarschijnlijk niets met David Bowie. En  zulke mensen bestaan niet eens. Zeker niet sinds 10 januari 2016. Dus ja..
Goh..
Bowie..
Ook al dood..
Nou.. de eerste elpee die ik van hem in huis haalde was Station To Station. Uit nieuwsgierigheid allicht. Ik was nogal een laatbloeier op muziekgebied en al dat gedoe met ooglappen en strakke panties op platformzolen was een klein beetje aan mij voorbijgegaan, of bij me weggehouden, weet ik het.. Ik was er nog niet aan toe, kan ook nog.. maar Golden Years, dat toen in de top 30 gestaan zal hebben, dat snapte ik opeens wel. Dat kwam aan. Station To Station dus. Jezus, wat vond ik dat mooi. En niet alleen Golden Years, maar alles wat er op stond. Word On A Wing, luister daar eens naar, zou ik zeggen, maar pas op, want je kunt niet meer terug. Verliefd worden op een elpee, ik weet niet of het kan, maar ik was het, destijds. Jazeker. Tot over mijn oren.
Is dat interessant? Mwah, waarschijnlijk niet. Al moet ik dus wel zeggen dat ik na de Bowie tentoonstelling, of eigenlijk al terwijl ik er zo rondliep, datzelfde gevoel weer helemaal terug had. Verliefd. Op de muziek. En op David Bowie. En dat is dan misschien niet interessant of origineel, bijzonder is het wel, want hoe vaak heb je dat nou nog? Met je cynische 55 jaar. Niet meer op die manier toch.. Dat je verdwijnt in de muziek. Dat David Bowie je aankijkt, naar je lacht, en alleen voor jou.. Dat je zelf David Bowie wilt zijn.
Dus dan heb je toch een goeie tentoonstelling gezien, of niet? Ik dacht het wel.
Of is het allemaal nostalgie? Jeugdsentiment?
Neeneenee! Jeugdsentiment, dat heb je bij Mud. Of The Sweet, of Slade. Dat je zo’n nummer nog eens terug hoort en denkt: ah ja, dat was leuk. Toen. Maar al hoor je The Jean Genie in Groningen voor de vijfde keer beginnen, of Rebel Rebel, of ieder ander nummer.. iedere keer opnieuw maakt je hart datzelfde sprongetje. En als je dan in de laatste zaal tussen die enorme videoschermen staat, met de concertopnames, en het is tijd om te gaan, je hebt ze allemaal al drie keer gehoord, maar je wilt nog niet weg.. je staat daar, met het vermoeden van een traan in je ooghoek.. dat is geen jeugdsentiment. Dat is.. ja, dat is.. Je hebt een wonderbaarlijke reis gemaakt door de geest en het universum van David Bowie. Je hebt een belevenis ondergaan. En thuis ga je gewoon weer Station To Station opzetten. 

donderdag 17 maart 2016

Zelf weten




















Alleen serieuze en verantwoordelijke bezigheden, als omschreven in de polis, worden gedekt.

woensdag 16 maart 2016

Ten voeten uit

Op weg naar het station werd de man staande gehouden door een echtpaar op de fiets. Dat wil zeggen, het waren een meneer en een mevrouw op de fiets, en niet iedere met elkaar op fietsende meneer en mevrouw zijn meteen ook een echtpaar, en uiteraard hoeft een echtpaar ook allang niet meer uitsluitend uit een meneer en een mevrouw te bestaan en zijn echtparen van twee meneren of twee mevrouwen net zo normaal en vanzelfsprekend, maar.. door hoe de ontmoeting verliep, zo kort als die geweest mocht zijn, wist de man zeker dat het hier een oldskool echtpaar betrof.
Op weg naar het station dus, werd de man staande gehouden door een meneer en een mevrouw op de fiets. Dat wil zeggen, voornamelijk door de mevrouw. De bijbehorende meneer fietste in onverminderd tempo door. De mevrouw, die wel vaart minderde maar niet helemaal afstapte, waarschijnlijk omdat de bijbehorende meneer zo vastberaden doorfietste en zij bang was hem anders uit het oog te verliezen, vroeg of ze zo de goede kant op gingen voor de sportvelden.
De man moest daar even over nadenken want, al was hij zelf niet van het sportieve soort, hij wist wel dat er meerdere sportvelden waren, waarbij het op enig moment verschil maakte of je links of rechts afsloeg. Eigenlijk wilde hij dus nadere inlichtingen vragen, om de route zo goed mogelijk te kunnen aanduiden, maar daar kreeg hij de gelegenheid niet voor, omdat de bijbehorende meneer, nog altijd met onverminderde vaart, bars naar achteren riep van: “Jahaa, kóm nou maar!” en de mevrouw, gehoorzaam, zonder protest naar de meneer of verontschuldiging naar de man, onmiddellijk weer vaart maakte om zich bij de barse meneer te voegen.
Dus ja, de man wist het wel zeker: dit was een echtpaar. Het was het huwelijk ten voeten uit, zogezegd.
Het was de man dan weer ten voeten uit dat hij toch nog wat goedbedoelde aanwijzingen achter ze aanriep. Van almaar rechtdoor en links aanhouden en dan wijst het zich vanzelf..
Tja.. De man.. Het was niet anders..

maandag 14 maart 2016

Iets beters




In de half verdoofde stemming die daar nou eenmaal voor nodig is, liep de man tussen de schappen van zijn vaste supermarkt de boodschappen bij elkaar te scharrelen. Gedachten op nul, blik op oneindig. Yoghurt, appeltjes, broccoli. En krentenbollen natuurlijk. Toonbeeld van sufheid, welbeschouwd, maar goed.. iemand moest het doen.
Ergens op de achtergrond van het eeuwig wat zullen we eten vandaag, hield hij zich bezig met de vraag of het nou inderdaad Massive Attack was, dat hij hoorde. Het leek hem sterk eerlijk gezegd, aangezien hij zichzelf in de supermarkt regelmatig hardop voor zich uit hoorde foeteren wat een kutmuziek ze hier toch altijd draaiden. Het soort aanstootgevend niet aanstootgevende midden op de weg muziek waar hij puisten van in zijn nek kreeg. Geluidsoverlast. Als het écht heel erg was, was het nog nederlandstalig ook. Dan zou hij de supermarkt het liefst meteen weer uitlopen. Rennen! Gillend! Zonder boodschappen desnoods. Hoe kon je in vredesnaam nadenken over een gezonde en smakelijke maaltijd, als je Jan Smit er doorheen hoorde jeremiëren? Of de 3J’s? Of Guus Meeuwis?
Maar goed, nu was het dus weldegelijk Massive Attack, dat hem op zijn gang langs de schappen begeleidde. Het min of meer op zijn stemming van toepassing zijnde nummer Better Things, herkende hij nu, van het tweede album Protection, uit 1994, met Tricky voor het laatst nog in de gelederen en Tracey Thorn, van Everything But The Girl, als gastzangeres. Ja, de man was een kenner. Een liefhebber bovendien.
Toch werd zijn stemming er niet beter op. Blijkbaar, bedacht hij somber, was het dus al zo ver gekomen dat Massive Attack geschikt werd bevonden als achtergrondruis voor het winkelend publiek dat hij hier elke dag om zich heen zag jutten en jullen. Mensen die zonder blikken of blozen zo’n gratis bekertje koffie zaten te drinken, bijvoorbeeld. Mensen die de aanbiedingenfolder in de aanslag hielden. Mensen die het áchterste pak melk pakten, vanwege de datum. Mensen die ongegeneerd een gratis stukje worst liepen te kauwen, die twéé stukjes gratis worst namen, omdat het immers gratis was. Mensen die nog nóóit van Massive Attack hadden gehóórd. Waarschijnlijk nog niet eens van Everything But The Girl. Laat stáán van Tricky.
En wat zei dat over hem? Somberde de man verder. Hoe suf was het om muziek in huis te hebben die ze in de supermarkt op bejaardendag draaiden?
Feitelijk kon het maar één ding betekenen natuurlijk. Maar de man was er nog niet aan toe die conclusie hardop te trekken.

zaterdag 12 maart 2016

Een boer in St Jacobiparochie




Voor iedere plaats waar we doorheen wandelen, langs het noordelijk deel van het Nederlands Kustpad, maken wij een limerick, zo voor de wandelschoen weg. Een wandellimerick, zogezegd. En alles kan daarvoor de aanleiding zijn. Een ontmoeting, een gesprekje, een uithangbord. Een landschap of een stadsgezicht. Veel hebben we niet nodig.
Lopend van Oosterbierum naar De Zwarte Haan zagen wij een aantal typisch Friese boerderijen, gebouwd volgens het kop-hals-romp principe. Volgens wikipedia heeft de bouwmethode die naam gekregen omdat het silhouet dat het oplevert doet denken aan een liggende koe. Hierbij is het woonhuisgedeelte de kop, het wat lagere middengedeelte de hals en de enorme schuur de romp. In St Jacobiparochie stond er één die op de oorspronkelijk bedoelde manier niet op het kavel paste. Of waarvan de bouwer wilde breken met de traditie. Omdat hij wel eens wat anders wilde. Tenminste, dat leek ons wel leuk, als dat zo was.

Een boer in St Jacobiparochie

een wandellimerick

Een boer in St Jacobiparochie
had zo zijn eigen gedochie..
Hij zei: loop naar de pomp,
met je kop, hals en romp,
ík bouw ‘m gewóón in een bochie!

vrijdag 11 maart 2016

Ik laat me niet gek maken




















Uit de serie: 
Geen Kunst
Laat u rondleiden door beeldentuin De Wereld door de gids

Je komt het tegen, op je pad. Het ís geen kunst, maar zou dat zomaar wél kunnen zijn. Het is maar net hoe je er naar kijkt. En of je het wilt zien. De wereld een beeldentuin.

donderdag 10 maart 2016

Skeer

Zijn oudste zoon was nog niet thuis, hij had zijn jas nog aan, of hij toeterde al een verongelijkte klaagzang de huiskamer in, over het onrecht dat hem nu weer was overkomen en aangedaan, op school.
Over de werkweek, ging het.
Aan het eind van dit schooljaar ging zijn oudste zoon op werkweek. Naar Spanje. Om daar een week lang te surfen, te chillen, in de zon en het zand te relaxen en wat al niet meer. Geen reden tot klagen, zou je denken. Maar wel dus, want vandaag had hij te horen gekregen dat hij in een tent moest slapen. Een tent! Tss!
Héél even voelde de man met hem mee, omdat hij ook héél even in de veronderstelling was dat zijn zoon dan blijkbaar als énige in een tent moest slapen, als hij daar zo boos over deed, terwijl de rest in luxueuze meersterren bungalows terecht kon. Net één bed te weinig, en natuurlijk moest uitgerekend zijn zoon dan in een tent. Lullig inderdaad.
Maar zo zat het natuurlijk niet. Iederéén lag gewoon in een tent. Duh!
Belachelijk vond zijn zoon dat. En stom. En skeer. Een luxe hotel, dat was toch wel het minste geweest, vond hij oprecht. Oprecht hè?
De man vroeg zich af hoe het in hemelsnaam zover had kunnen komen en probeerde zijn opvoeding in de laatste fase dan nog wat bij te sturen door zijn oudste zoon er verontwaardigd op te wijzen dat hij, de man, in zíjn tijd, hooguit een dagje naar dierenpark Wassenaar ging, bij wijze van schooluitje. Potverdorie! Nog eens aan toe!
Zijn zoon hoorde hem hoogstwaarschijnlijk al niet meer want die was, met zijn telefoontje voor zijn hoofd, al onderweg naar de keuken, en de broodtrommel, om te kijken of er nog krentenbollen waren.
Zelf had de man zichzelf wel gehoord. Heel goed zelfs. En hij wist het hoor. Hij wíst het. Maar zo was de stand van zaken nou eenmaal zo’n beetje, tegenwoordig, tussen hem en zijn jongens. Het was niet anders. Het was de natuur.
Al was het ook jammer natuurlijk.